Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2911/GA, 4 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2911/GA

betreft: [klager] datum: 4 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Metin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 september 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2015, gehouden in de p.i. Almelo, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Metin, en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almelo.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van twee dagen afzondering in een afzonderingscel, met toepassing van cameratoezicht, wegens de verdenking van invoer van contrabande.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is uitsluitend sprake van een vermoeden en dat is niet genoeg. Klager was tot tweemaal toe aan het krabben. Er is geen contrabande
aangetroffen. Er had nader onderzoek verricht moeten worden en klager had de gelegenheid moeten krijgen om te reageren op de camerabeelden alvorens de ordemaatregel werd opgelegd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur toont ter zitting de camerabeelden van het bezoekmoment.
Klager is gevisiteerd en ingesloten. Er is een ordemaatregel opgelegd om met behulp van een zeef en cameratoezicht onderzoek te kunnen doen. Er is gehandeld volgens de regels.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw jo. artikel 23, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde in afzondering plaatsen indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is. De beroepscommissie heeft
kennisgenomen van de camerabeelden van het bezoekmoment. Zij acht voldoende aannemelijk geworden dat ten aanzien van klager de verdenking bestond dat hij contrabande probeerde in te voeren. De verklaring van verdachte dat hij, gelet op zijn overdadige
beharing, kort na elkaar aan beide zijden van zijn zitvlak moest krabben, zal de beroepscommissie als onvoldoende aannemelijk ter zijde schuiven. Gelet hierop kon de directeur in redelijkheid beslissen om klager, in het kader van het onderzoek naar de
invoer van contrabande, in afzondering te plaatsen. Die beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ten aanzien van de ordemaatregel ongegrond
worden verklaard.

Aan klager is tijdens de tenuitvoerlegging van onderhavige maatregel ook cameratoezicht opgelegd. Nu de beklagcommissie zich hierover niet heeft uitgelaten, zal de beroepscommissie dit onderdeel wegens proceseconomische redenen in eerste en enige
aanleg
afdoen. In artikel 24a van de Pbw is de bevoegdheid van de directeur geregeld voor het opleggen van cameratoezicht. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat de directeur alvorens te beslissen tot oplegging van cameratoezicht het advies inwint
van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dat advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in. Uit de onderliggende stukken wordt niet aannemelijk dat
dit
advies voorafgaand aan dan wel zo spoedig mogelijk na het opleggen van het cameratoezicht is ingewonnen. Nu de beslissing niet is genomen in overeenstemming met de daarvoor geldende wettelijke voorschriften, zal de beroepscommissie het beroep ten
aanzien van dit onderdeel van de bestreden beslissing van de directeur gegrond verklaren. De beroepscommissie acht in dit geval geen termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de opgelegde ordemaatregel van plaatsing in afzondering ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beklag ten aanzien van het cameratoezicht gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 4 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven