nummer: 15/4190/GV
betreft: [klager] datum: 24 december 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.P.C.C. Langenberg, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 december 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil strafonderbreking vanaf 24 december 2015 tot en met 2 januari 2016. Klager betwist dat er geen medische noodzaak is voor het verlenen van strafonderbreking en verwijst naar de brief van 17
november 2015 van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Het samen doorbrengen van de feestdagen is van groot belang voor de gezondheid van klagers dochter. Klager vraagt zich af waar het advies van de medisch adviseur op is gebaseerd, aangezien uit
navraag is gebleken dat geen contact is gelegd met de psychiater of huisarts van klagers dochter. De opmerking dat de dochter begeleiding krijgt van de moeder is feitelijk onjuist. Zij exploiteert een kledingwinkel en is als gevolg daarvan zes dagen
per
week van huis. Klager heeft nog een dochter die kerstvakantie heeft. De moeder is niet in staat de verzorging en opvoeding van beide dochters voor haar rekening te nemen. Sinds de detentie van klager gaat het met haar dochter steeds slechter. Dit
resulteert in uitval van haar rechterbeen. Daarnaast kan zij al vier weken niet lopen en heeft zij regelmatig last van paniekaanvallen, die veroorzaakt worden door stress. Aanwezigheid van klager tijdens de kerstperiode is daarom noodzakelijk, teneinde
de neerwaartse spiraal te doen keren. Klager is eerder lange tijd geschorst geweest en heeft zich tijdens die periode aan alle voorwaarden gehouden. Het functioneren van klager binnen de inrichting is goed. Klager heeft nooit rapporten gehad en heeft
een baan in de bibliotheek. In juni 2016 gaat klager faseren. Het stapeltraject is door het MDO al goedgekeurd. De casemanager staat positief tegenover een strafonderbreking.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit het advies van de inrichting volgt dat er geen medische noodzaak is voor het verlenen van strafonderbreking. Dit wordt bevestigd door het advies van het Bureau Individuele
Medische Advisering. Klagers dochter krijgt begeleiding en zorg van onder andere haar moeder. Er is geen noodzaak aangetoond voor klagers aanwezigheid in het gezin tijdens de feestdagen, doch slechts van een wenselijkheid daarvan.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De medisch adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie acht een strafonderbreking met de feestdagen niet medisch geïndiceerd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 60 maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 december 2017.
Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Klager verzoekt om strafonderbreking om gedurende de feestdagen zijn gezin, in het bijzonder zijn dochter, te ondersteunen. De medisch adviseur acht in zijn advies van 2 december 2015 een strafonderbreking medisch niet geïndiceerd. Ook uit de overige
overgelegde stukken, waaronder de rapportage van 7 juli 2014 van GGz Breburg over het verloop van de behandeling van klagers dochter alsmede de brief van 17 november 2015 van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige, is niet gebleken van een noodzaak
voor strafonderbreking. Wel komt uit deze stukken naar voren dat het sociaal wenselijk is dat klager bij zijn gezin aanwezig is. Dit vormt, hoe begrijpelijk deze wens ook is, geen grond voor strafonderbreking. Gelet hierop kan de beslissing van de
Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 24 december 2015
secretaris voorzitter