Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2331/GA, 15/2568/GA, 15/2569/GA en 15/2570/GA, 17 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2331/GA, 15/2568/GA, 15/2569/GA en 15/2570/GA

betreft: [klager] datum: 17 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen uitspraken van 9 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het inkorten van het dagprogramma op 13 mei 2015;
b. de omstandigheid dat niet de directie of het afdelingshoofd, maar de piw’ers de klachten uitzoeken die gericht zijn tegen hun collega’s en dat de piw’ers niet kloppen alvorens de celdeur te openen;
c. het dagprogramma;
d. de omstandigheid dat niemand van de directie met klager in gesprek is gegaan over het onderwijs, ondanks het feit dat de beklagrechter een klacht van klager heeft aangehouden teneinde de directeur hiertoe in de gelegenheid te stellen.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag als vermeld onder a. en b. en het beklag als vermeld onder c. ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Voor wat betreft het beklag als
vermeld onder d. staat in het dictum van de uitspraak van de beklagrechter dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn beklag. De beroepscommissie leest hier echter overeenkomstig hetgeen in de uitspraak is overwogen onder c. dat klagers beklag
kennelijk ongegrond is verklaard.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft toegelicht dat en waarom hij het niet eens is met de uitspraken van de beklagrechter.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter voor wat betreft het beklag als vermeld onder a. en b. op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Klagers klacht als vermeld onder c. heeft betrekking op het dagprogramma. Het dagprogramma voldoet volgens klager niet aan de landelijke eisen omdat hij niet 43 uur buiten zijn cel mag verblijven en verschillende activiteiten gelijktijdig worden
ingeroosterd. Bovendien wordt hij ingesloten tijdens TRA-blokken. De klacht ziet, naar het oordeel van de beroepscommissie, op algemene voor alle in het basisprogramma verblijvende gedetineerden geldende regels. Tegen een algemene regel staat in
beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Derhalve dient de beroepscommissie na te gaan of sprake is van strijd met wet- of regelgeving van hogere orde. Uit de door klager ingediende klaagschriften volgt
dat hij verblijft op Afdeling C. Deze afdeling is blijkens de bestemmingsaanwijzing van 18 maart 2014 aangewezen als een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt aan
gedetineerden die verblijven in een regime van beperkte gemeenschap tussen de 18 en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek geboden. De beroepscommissie wijst erop dat in de Pm voor wat betreft het regime van beperkte gemeenschap enkel eisen zijn
gesteld ten aanzien van de duur van het activiteitenprogramma en – anders dan voor wat betreft het regime van algehele gemeenschap – niet ten aanzien van de duur van het dagprogramma. In een regime van beperkte gemeenschap valt het
activiteitenprogramma
veelal samen met het dagprogramma. Uit het door klager overgelegde dagprogramma volgt dat het activiteitenprogramma in het basisprogramma ruimschoots voldoet aan de in artikel 3, derde lid, van de Pm neergelegde norm. Dat klager soms moet kiezen tussen
verschillende activiteiten doet daaraan niet af, nu niet aannemelijk is geworden dat klager activiteiten waar hij recht op heeft moet missen. In artikel 21 van de Pbw is bepaald dat gedetineerden in een regime van beperkte gemeenschap zich ophouden in
hun verblijfsruimte wanneer zij niet aan activiteiten deelnemen. Wanneer klager niet deelneemt aan TRA-blokken, moet hij zich derhalve ophouden in zijn verblijfsruimte.
Het dagprogramma is niet in strijd met de geldende wet- of regelgeving. Om die reden is klager niet-ontvankelijk in zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter derhalve vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren
in zijn beklag.

Voor wat betreft het beklag als vermeld onder d. is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft het beklag als vermeld onder a., b. en d. ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor wat betreft het beklag als vermeld onder c. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 17 december 2015

secretaris voorzitter

Naar boven