Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2445/GA, 9 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2445/GA

betreft: [klager] datum: 9 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 juli 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, betreffende de weigering om klagers televisie in te voeren,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Ten tijde van het beklag stond in de huisregels van de p.i. Leeuwarden in artikel 4.5.1.1 dat het niet is toegestaan onder zich te houden voorwerpen van dezelfde soort als de voorwerpen die deel uitmaken van de van rijkswege verzorgde inventaris van de
verblijfsruimte van de gedetineerde of de gezamenlijke woon- en werkruimtes van de gedetineerden.

De beroepscommissie is van oordeel dat een televisie niet kan worden aangemerkt als een voorwerp dat deel uitmaakt van de van rijkswege verzorgde inventaris, nu deze niet zonder tegenprestatie door het Rijk wordt verstrekt. Anders dan de directeur
heeft
gesteld, bestond destijds daarom geen algemene regel die de invoer van een eigen televisie verbood. Klager klaagt dus niet over een algemene regel, maar over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing als bedoeld in artikel 60,
eerste lid, van de Pbw. Klager kan derhalve in zijn beklag worden ontvangen.

In artikel 4.5.1.2 van de huisregels stond onder welke voorwaarden destijds een eigen televisie was toegestaan in de inrichting. Nu de directeur de invoer van de televisie van klager heeft geweigerd zonder kenbaar te toetsen aan deze voorwaarden, acht
de beroepscommissie de beslissing van de directeur onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal daarom het beklag gegrond verklaren. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en stelt deze vast op € 5,=.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.P. Versluis, secretaris, op 9 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven