Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4033/SGA, 4 december 2015, schorsing
Uitspraakdatum:04-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/4033/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 4 december 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 30 november 2015, inhoudende de oplegging van een aantal
toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaats en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (GVM-lijst) voor de duur van één maand, ingaande op 30 november 2015 en eindigend op 30 december 2015.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 30 november 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 4 december 2015 en de nadere toelichtingen op het schorsingsverzoek van verzoekers raadsman mr. N.
Bertrand
van 3 en 4 december 2015.

De voorzitter heeft voorts ambtshalve kennis van het dossier en de uitspraak inzake het schorsingsverzoek van verzoeker met kenmerk 15/3915/SGA.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

In zijn eerdere beslissing van 26 november 2015 (met kenmerk 15/3915/SGA) heeft de voorzitter de verdere tenuitvoerlegging van de op 20 november 2015 opgelegde toezichtmaatregelen geschorst. Daarbij heeft hij overwogen dat hij met name tot die
schorsingsbeslissing is gekomen omdat de directeur niet een voor verzoeker (en voor de beklag- en (voorzitter van) de beroepscommissie) kenbare belangenafweging had gemaakt. De directeur heeft vervolgens, bij beslissing van 30 november 2015, een nieuwe
beslissing genomen en andermaal de toezichtmaatregelen opgelegd. Daarbij heeft de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in dit geval wel een kenbare belangenafweging gemaakt. Dat hoeft mitsdien niet te leiden tot een toewijzing van
het verzoek.
Waar de raadsman nog heeft aangevoerd dat verzoeker niet mag worden aangesproken op zijn telefoongedrag voor zover dit contacten met zijn raadsman betreft, miskent de raadsman dat er op zich gelegenheid moet zijn voor verzoeker om met zijn raadsman
telefonisch contact te hebben maar dat verzoeker daarvoor – indien de directeur die
eis stelt – steeds de noodzaak aannemelijk zal moeten maken.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien leidt tot het (voorlopig) oordeel dat de bestreden beslissing in redelijkheid genomen kon worden. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven