Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2700/TR, 23 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2700/TR

betreft: [klager] datum: 23 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 9 juli 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij
de
Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de machtiging tot het verlenen van transmuraal verlof ingetrokken.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek, en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager verbleef sinds 8 maart 2011 in FPC
Veldzicht.
Op 19 augustus 2014 heeft de Staatssecretaris aan het hoofd van de inrichting machtiging verleend voor het aan klager verlenen van transmuraal verlof. Op 2 juli 2015 heeft het Adviescollege Verloftoetsing TBS (Avt) de Minister van Veiligheid en
Justitie
negatief geadviseerd omtrent een nieuwe aanvraag voor transmuraal verlof. Op 9 juli 2015 heeft de Staatssecretaris het hoofd van de inrichting bericht niet akkoord te gaan met het gevraagde verlof en heeft hij tegelijkertijd de nog lopende
verlofmachtiging ingetrokken.

3. De standpunten
Door en namens klager is – voor zover hier van belang - het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft pas op 29 juli 2015 van zijn mentor de brief van de Staatssecretaris van 9 juli 2015 ontvangen alsmede het advies van het Avt. Klager is medegedeeld
dat zijn transmuraal verlof is ingetrokken. Klager heeft na de ontvangst van de beslissing onverwijld beroep ingesteld. Voor zover moet worden geoordeeld dat het beroep te laat is ingediend, meent klager dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Klager wijst hierbij ook op de ingrijpendheid van de bestreden beslissing. Klager is op 14 juli 2015 overgeplaatst naar FPC Oostvaarderskliniek. Op de intensieve zorgafdeling (ICU) is geen computer voorhanden. Klager heeft daarom eerst een
handgeschreven beroepschrift ingediend. Pas toen de rode kaart die hij had gekregen werd opgeheven, heeft hij het beroepschrift uitgetypt. Beide brieven heeft klager niet gelijktijdig ingediend. In de inrichting moet hij alle post inleveren. Hij kan de
post niet zelf versturen. Kennelijk is de ingeleverde post een paar dagen blijven liggen.

Namens de Staatssecretaris is inzake de ontvankelijkheid van het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager heeft op 14 augustus 2015 beroep aangetekend tegen de beslissing van 9 juli 2015. Dit is niet binnen de geldende beroepstermijn
van zeven dagen. Klager kan om die reden niet worden ontvangen in zijn beroep.

4. De beoordeling
Op grond van artikel 53, derde lid, Rvt kan de Staatssecretaris een verlofmachtiging bij overtreding van de verlofvoorwaarden intrekken. Op grond van artikel 69, eerste lid, onder c van de Bvt kan de verpleegde hiertegen beroep instellen. Het
beroepschrift dient op grond van het vierde lid van artikel 69 juncto artikel 58, vijfde lid van de Bvt uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing worden ingediend. Een na afloop van deze termijn
ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.

Klager stelt de bestreden beslissing van 9 juli 2015 op 29 juli 2015 uitgereikt te hebben gekregen. Klager heeft op 30 juli 2015 een handgeschreven beroepschrift opgesteld. Op 9 augustus 2015 heeft klager een brief opgesteld, die – zoals klager zelf
stelt – een getypte versie is van zijn brief van 30 juli 2015. Beide brieven zijn op 14 augustus 2015 en derhalve ruim na verloop van de vorenbedoelde termijn van zeven dagen op het secretariaat van de Raad ontvangen. De beide brieven zijn verstuurd in
één blanco envelop die op de achterkant precies op de gomrand (plakrand) is voorzien van klagers paraaf. De gomrand is nog dichtgeplakt, de envelop is op het secretariaat aan de bovenkant met een brievenopener geopend. Uit het dossier van klagers
beroep
dat gelijktijdig met dit beroep wordt behandeld, is gebleken dat klager de gewoonte heeft de enveloppen aan de achterkant op de gomrand te voorzien van zijn paraaf. Op grond van het vorenstaande stelt de beroepscommissie vast dat klager beide brieven
tezamen in één envelop op of na 9 augustus 2015 (de door klager zelf aangetekende datum van zijn getypte brief) heeft aangeboden voor verzending. Het beroep is derhalve te laat ingediend. Er zijn geen redenen deze termijnoverschrijding verschoonbaar te
achten. Mitsdien kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 23 december 2015

secretaris voorzitter

Naar boven