Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2002/TA, 23 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2002/TA

betreft: [klager] datum: 23 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 juni 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, en [...], jurist bij de Oostvaarderskliniek. Hoewel voor klagers vervoer
naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft:
a. het niet ontvangen van ziektegeld (OV-2015-53);
b. de plaatsing op een prikkelarme kamer (OV-2015-56 en 57);
c. het zoekraken van persoonlijke bezittingen: waterkoker, Prada-tasje met inhoud en contant geld (OV-2015-58).

De beklagrechter heeft de beklagonderdelen a en c gegrond verklaard met toekenning van een tegemoetkoming van € 25,= respectievelijk € 50,= en beklagonderdeel b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager vindt de door de beklagrechter toegekende tegemoetkomingen voor het niet ontvangen van ziektegeld en het zoekraken van zijn persoonlijke
bezittingen te gering. De inrichting heeft ruim tien maanden verzuimd de klager toekomende bedragen aan hem over te maken. Klager heeft hiervan ongemak ondervonden. Hij heeft geld moeten lenen van zijn familie voor het kopen van tabak en kleren. Verder
had het Prada-tasje een waarde van € 139,50. In dit tasje zat € 15,= en een telefoonkaart van € 10,=. Het feit dat klager geen hoger bedrag noemt om de schade eens flink op te hogen, tekent zijn eerlijkheid. De spullen van klager zijn in een
voorraadhok
geplaatst. Klager zag dat een doos aan de zijkant was gescheurd. De spullen zijn dus vermoedelijk gestolen. Klager meent dat een tegemoetkoming van € 100,= redelijk zou zijn.
Klager heeft zeven weken ter observatie verbleven in het Pieter Baan Centrum (PBC). Na zijn terugkeer in de inrichting bleek zijn kamer te zijn vergeven aan een andere bewoner. Klager is daarop in een prikkelarme kamer geplaatst voor bijna zeven weken.
Hiervoor bestond geen noodzaak. Klagers raadsman heeft zelf de kamer geïnspecteerd; mogelijk dat dat in een later stadium is geweest. De prikkelarme kamer voldoet niet aan de eisen van de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële
tbs-inrichtingen. Er ontbrak een schaamschot, prikbord of priklat, een kast, een stoel en een gordijn. Klager verzoekt klager voor iedere dag dat hij in deze ruimte heeft verbleven een tegemoetkoming van € 10,= toe te kennen, dus in totaal € 470,=.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is niet-ontvankelijk in zijn beroep omdat de gronden van het beroep pas op 21 augustus 2015 zijn ingediend. Nadat de technische storing is
verholpen, zijn alle bedragen uitgekeerd. Het ziektegeld is niet bedoeld voor financieel onderhoud van het netwerk. Enig financieel ongemak is dan ook niet aangetoond. Klager heeft niet minder uitgaven kunnen doen.
Na terugkomst uit het PBC is klager tijdelijk in een prikkelarme kamer geplaatst vanwege capaciteitsproblemen. Hieraan lag dus geen beperkende maatregel ten grondslag. Tijdens zijn verblijf in de prikkelarme kamer heeft klager dezelfde vrijheden gekend
als patiënten die op een reguliere kamer verbleven. De prikkelarme kamer voldoet aan de eisen van een persoonlijke verblijfsruimte. De directeur heeft geen enkele aanwijzing dat er zaken ontbraken zoals klager stelt. De prikkelarme kamer bevindt zich
op
de afdeling. Het klopt dat op deze kamer zich geen schaamschot bevindt. De prikkelarme kamer kan worden omgebouwd tot een gewone kamer. Achteraf kan niet meer nagegaan worden of dat in dit geval ook is gebeurd. Klager heeft het echter over een
televisie. Daaruit leidt de directeur af dat de kamer is ingericht als een normale kamer. Als na klagers plaatsing in een gewone kamer de prikkelarme kamer wordt bekeken, kan het zijn dat deze leeg is. Het is niet bekend of klager tijdens zijn verblijf
in de prikkelarme kamer bij het personeel heeft geklaagd over de inrichting van deze kamer.
Het bestaan van het Prada-tasje kan niet worden aangetoond. De bewijslast kan niet bij de inrichting liggen, aangezien er geen registratieplicht bestaat voor de voorwerpen op de kamers van de patiënten. Omdat klager volhardde in zijn klachten is
bemiddeld en is hem een bedrag van€ 25,= aangeboden, dat hij heeft geweigerd. De door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming van € 50,= is niet gespecificeerd. Er is geen reden hem een nog hogere compensatie toe te kennen.

3. De beoordeling
Klager heeft per brief van 25 juni 2015 zijn beroep zelf ingediend. In beginsel heeft klager dan tot aan de mondelinge behandeling van het beroep ter zitting van de beroepscommissie de gelegenheid de gronden van het beroep aan te vullen. De betreffende
gronden zijn door de raadsman van klager per brief van 21 augustus 2015 aangevuld. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn beroep.

A.
Het beroep van klager is gericht tegen de door de beklagrechter aan klager toegekende tegemoetkoming van € 25,=. Klager klaagt over het ziektegeld dat hij sinds augustus 2014 niet kreeg uitbetaald. Hoewel onduidelijk is gebleven waarom klager pas eind
februari 2015 hierover heeft geklaagd, acht de beroepscommissie het aannemelijk dat klager hierdoor enig nadeel heeft ondervonden. De beroepscommissie kan zich verenigen met de hoogte van de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming. Het beroep
zal ongegrond worden verklaard.

B.
Na terugkeer vanuit het PBC verbleef klager van 18 december 2014 tot en met 2 februari 2015 op een prikkelarme kamer. Klager stelt dat de prikkelarme kamer niet voldoet aan de eisen van de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële
tbs-inrichtingen. Het hoofd van de inrichting stelt dat de prikkelarme kamer kan worden omgebouwd tot een gewone kamer die aan de eisen voldoet. Doordat klager pas na zijn verblijf op deze kamer op 6 februari 2015 hierover heeft geklaagd, kan niet meer
worden vastgesteld of de kamer ten tijde van klagers verblijf aan de eisen voldeed. Klagers raadsman heeft de kamer zelf geïnspecteerd. Aangenomen moet echter worden dat dit eveneens op een later moment is geweest. Tegen deze achtergrond dient het
beroep ongegrond te worden verklaard.

Het vorenstaande geldt echter niet voor wat betreft het ontbreken van een schaamschot. Het hoofd van de inrichting heeft erkend dat in de prikkelarme kamer geen schaamschot aanwezig is. Artikel 10, eerste lid, van voormelde regeling bepaalt dat indien
de persoonlijke verblijfsruimte is voorzien van een toilet, dan dient dat van de overige persoonlijke verblijfsruimte en van de gang afgeschermd te zijn met een schaamschot. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard. De uitspraak zal worden
vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

C.
Het beroep van klager is gericht tegen de door de beklagrechter aan klager toegekende tegemoetkoming van € 50,= als compensatie voor de kwijtgeraakte spullen. Mede doordat niet duidelijk is hoe oud de goederen zijn die klager zegt te missen, kan de
waarde hiervan niet worden vastgesteld. Tegen deze achtergrond wordt de tegemoetkoming vastgesteld naar redelijkheid en billijkheid. De beroepscommissie kan zich verenigen met de hoogte van de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming. Het beroep
zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel a en c ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel b en voor zover betrekking hebbend op het ontbreken van een schaamschot gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 23 december 2015

secretaris voorzitter

Naar boven