Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2433/TA en 15/2523/TA, 23 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Activiteiten  v

Uitspraak

nummer: 15/2433/TA en 15/2523/TA

betreft: [klager] datum: 23 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Rump, namens

[...], verder te noemen klager, en

een beroepschrift van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 20 juli 2015 van de beklagcommissie bij de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en [...], stafmedewerker bij FPC Dr. S. van Mesdag.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het volgende:
a. klager is niet medegedeeld dat de multidisciplinaire bespreking (MDB) is verzet van 4 naar 8 december 2014 (Me 2014-295);
b. klager is door een beleidswijziging beperkt in zijn mogelijkheden om te werken (Me 2015-305);
c. klager is op 22 december 2014 niet in de gelegenheid gesteld om te luchten (ME 2015-306);
d. de nieuwe loonstroken zijn onduidelijk en onjuist (Me 2014-307);
e. de intrekking van interne bezoekregelingen (Me 2015-13);
f. het achterhouden en niet afstempelen van een poststuk van het ministerie van Veiligheid en Justitie alsmede het uitblijven van informatie hierover (Me 2015-187 en 188).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de onderdelen a, b, d en f van het beklag, het beklagonderdeel c gegrond verklaard met toekenning van een tegemoetkoming van € 10,= en beklagonderdeel e ongegrond verklaard op de gronden
als
in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Verpleegden mogen de laatste vijftien minuten aanwezig zijn bij het MDB. De inrichting bestempelt dit als een recht. Klager heeft van dit
recht
ook verschillende keren gebruik gemaakt. De laatste keren is klager niet op de hoogte gesteld van het tijdstip en de locatie van het MDB. Ook is verschillende keren het MDB verzet, waardoor klagers wens om daarbij aanwezig te zijn werd gefrustreerd.
Klager meent dat een hem toekomend recht is geschonden.
Hoewel klager geen recht op arbeid toekomt, meent hij dat hij in de gelegenheid moet worden gesteld om te werken. Door als eis te stellen dat klager bij de dagopening aanwezig moest zijn, is het hem onmogelijk gemaakt arbeid te verrichten. Klager wil
immers niet naar de dagopening komen. Het personeel weet dit. Klager heeft nooit problemen veroorzaakt. Dit blijkt ook uit het feit dat klager thans weer naar de arbeid mag zonder eerst de dagopening te moeten bijwonen.
Klager klaagt over de onjuistheid van de loonstrookjes en de bedragen die hem zijn uitbetaald. De uren op het loonstrookje corresponderen niet met de daadwerkelijk door hem gewerkte uren. Dit is beklagwaardig.
Voor de wijziging van de interne regels had klager een bezoekregeling met meerdere medepatiënten. Deze regeling is komen te vervallen. Hierdoor is het niet meer mogelijk de betreffende patiënten op hun cel te ontmoeten. Klager meent dat zijn recht op
bezoek hierdoor wordt gefrustreerd.
Een verpleegde heeft het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen. De bezorging van een brief van het ministerie heeft lang op zich laten wachten. Klager weet niet waarom in dit geval geen datumstempel op de brief is gezet.
Klager verblijft sinds 2006 in de inrichting. Zijn toekomst ligt in handen van anderen. Klager hoeft de dagopening nu niet meer bij te wonen. Het stellen van een dergelijke eis had ook geen enkele meerwaarde. De loonstrookjes kloppen nog steeds niet.
Het aantal gewerkte uren klopt niet.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het handelen van de medewerkers van de P.I.Vught of DV&O kan niet worden aangemerkt als een beslissing van het hoofd van de
inrichting. Dit geldt tevens voor het aanbieden van een luchtmoment. Het gebeurt zeer regelmatig dat patiënten al voor de reguliere uitsluittijden worden opgehaald voor bijvoorbeeld het bijwonen van verlengingszittingen. Ook is het niet ongebruikelijk
dat zij vervolgens pas rond of na reguliere insluittijden terug zijn in de inrichting. In een eerdere uitspraak heeft de beroepscommissie overwogen dat het missen van activiteiten een consequentie is van het verlaten van de inrichting en geen schending
oplevert van het recht op deelname aan deze activiteiten. Klager werd die ochtend om 9.40 uur opgehaald en kwam om 21.30 uur terug in de inrichting. Na terugkomst was er geen gelegenheid om te luchten. Voorafgaand was de mogelijkheid daarvoor zeer
beperkt. Aan klager waren op 22 december 2014 geen beperkende maatregelen opgelegd. Een luchtmoment wordt enkel aangeboden in het geval aan klager wel beperkingen zijn opgelegd. Omdat klager die ochtend niet deelnam aan het arbeidsprogramma moest hij
in
zijn kamer verblijven. Als klager hierom had verzocht, had het personeel hem zeker in de gelegenheid gesteld te gaan wandelen. Klager weigert echter elk behandelinhoudelijk contact met het behandelteam, met hem is slechts zeer sporadisch functioneel
contact mogelijk.
De aanwezigheid van een verpleegde bij het MDB kan niet als een recht worden gezien. Het is onduidelijk of klager wel of niet is geïnformeerd over het verzetten van de datum van het overleg van 4 december 2014. Klager had niet de intentie om bij dit
overleg aanwezig te zijn. Klager doet niet mee aan de groepsmomenten, waardoor hij informatie mist. Klager heeft gelijk dat de loonstrookjes onduidelijk zijn. De inrichting is hierin afhankelijk van de leverancier en is bezig het loonstrookje aan te
passen. Dit betekent niet dat de hierop vermelde gegevens onjuist zijn. Inmiddels wordt intern bezoek gefaseerd toegestaan. De verpleegden kunnen elkaar treffen. Wat betreft het betreffende poststuk van het ministerie is op de begeleidende brief een
datumstempel gezet van 22 mei 2015.

3. De beoordeling
a, b, d en f,
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

c.
Op grond van artikel 43, eerste lid, van de Bvt heeft de verpleegde recht op verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste een uur per dag. Dit recht op luchten is naar het oordeel van de beroepscommissie zo fundamenteel dat de inrichting extra
inspanningen dient te verrichten om een verpleegde niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een verpleegde niet in de gelegenheid kan worden gesteld om te luchten. In het geval een verpleegde de
inrichting moet verlaten voor het bijwonen van een zitting, blijft op het hoofd van de inrichting de zorgplicht rusten dat klager zijn recht om te luchten die dag kan effectueren. Het komt er dan op aan welke inspanningen de directeur (nog) heeft
kunnen
verrichten teneinde klager alsnog in de gelegenheid te stellen te luchten.

Klager is op 22 december 2014 om 9.40 uur opgehaald door DV&O voor het bijwonen van een RSJ-zitting en om 21.30 uur weer retour gebracht. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur klager die ochtend de gelegenheid had moeten bieden te
luchten.
Voor zover dat om organisatorische redenen niet mogelijk was, had de directeur dienen te overwegen klager te compenseren, bijvoorbeeld door het aanbieden van een extra luchtmoment de daaropvolgende dag. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond
worden verklaard.

e.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen van klager en het hoofd van de inrichting ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 23 december 2015

secretaris voorzitter

Naar boven