Nummer: 15/3066/GB
Betreft: [klager] datum: 21 december 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C.B. Dionisius, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 8 september 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 20 november door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 20 mei 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen. Op 14 augustus 2015 is hij geplaatst in de BPG te Vught, waar een individueel regime geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Allereerst wordt gepersisteerd bij het beroepschrift. Met name is klager van mening dat hij in zijn verdediging is geschaad doordat het penitentiair dossier (Pen-dossier) niet tijdig aan de raadsman ter hand is gesteld. Indien dat Pen-dossier wel
tijdig
was verschaft, hadden de bezwaar- en beroepsgronden meer kunnen worden onderbouwd met feiten. Klager wijst er op dat in zijn Pen-dossier een voorval in de p.i. Krimpen aan den IJssel staat beschreven waarbij niet hij maar een andere gedetineerde, te
weten [...], betrokken was. Doordat in bezwaar hier niet op kon worden gereageerd, mist klager feitelijk een instantie. Klager stelt zich op het standpunt dat hij nooit overgeplaatst had mogen worden naar de BPG in Vught maar op de ISD-afdeling had
moeten
blijven. Nu kan er geen verdere uitvoering meer gegeven worden aan de ISD-maatregel. Klager zou in de gelegenheid moeten worden gesteld om die ISD-maatregel af te maken. Hij verblijft nu dagelijks 22 uur achter de deur. Op zijn gedrag op de BPG valt
niets aan te merken. Hij zou graag zijn ISD-programma willen kunnen afmaken. Klager wordt op de BPG geprikkeld door het personeel. Zij proberen hem kwaad te krijgen, waardoor hij langer op de BPG zou moeten blijven. Hij wil graag een begin maken met de
extramurale fase van zijn ISD-maatregel. Daar zou hij dan met paarden kunnen gaan werken. Dat is klagers lust en leven. Hij wil dichter bij zijn familie kunnen verblijven. Klager heeft in de inrichting inderdaad een keer een personeelslid aangesproken
met het woord ‘heks’.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Voor zover in beroep wordt geklaagd over het feit dat de selectiefunctionaris aan klagers raadsman niet het Pen dossier ter beschikking heeft willen stellen, geldt dat de directeur houder is van dat dossier en dat voor inzage daarvan een bepaalde
procedure is vastgesteld. Uiteindelijk heeft de selectiefunctionaris op 8 september 2015, omdat ook toen geen nadere argumenten voor het bezwaar waren aangedragen, definitief op het bezwaarschrift beslist. Daarbij is klagers gehele gedrag tijdens
detentie betrokken. Daaruit komt naar voren dat bij klager geen sprake is van gedrag dat zich toespitste binnen één inrichting. Hij heeft immers een herkansing gekregen doordat hij is overgeplaatst naar een andere p.i., maar daar is zijn gedrag
onveranderd gebleven. Hij heeft daarmee aangetoond, met name door zeer agressief gedrag naar het personeel, dat hij niet hanteerbaar is binnen een regulier regime. Het beroep zou daarom ongegrond moeten worden verklaard.
4. De beoordeling
4.1. De BPG te Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.
4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel
regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van
beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing om klager te plaatsen in een inrichting met een
individueel regime niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.
Zij merkt daarbij nog op dat hetgeen met betrekking tot inzage in het Pen-dossier is aangevoerd geen aanleiding is om tot een ander oordeel te komen. Indien en voor zover inzage in en/of fotokopieën van (onderdelen van) dat dossier wordt verlangd,
dient
de gedetineerde daartoe een aanvraag in te dienen bij de directeur.
Voor zover in dat Pen-dossier een vermelding zou zijn opgenomen omtrent een voorval dat niet op klager betrekking heeft maar op een andere gedetineerde merkt de beroepscommissie op dat zulks dan ten onrechte is maar dat is, nu alleen het gedrag van
klager tijdens zijn detentie ten grondslag heeft gelegen aan de bestreden beslissing, geen reden om thans over te gaan tot een gegrondverklaring van het beroep.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 december 2015.
secretaris voorzitter