Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2961/TA en 15/3062/TA, 18 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 15/2961/TA en 15/3062/TA

betreft: [klager] datum: 18 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 1 september 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting, waarbij aan klager tegemoetkomingen zijn toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft klager twee keer een tegemoetkoming van € 25,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers klachten betreffende onjuiste insulineverstrekking op 6 februari 2015 (K-2015-72) en op 16 februari 2015 (K-2015-81), op de gronden
als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkomingen zijn te gering omdat de inrichting, ondanks de vele gegrondverklaarde klachten van klager hierover, tekort blijft schieten in de juiste verstrekking van de voor klager noodzakelijke
medicatie. De oogarts heeft laten weten dat het van groot belang is dat de medicatie juist wordt verstrekt; als dit niet goed gebeurt zal het zicht van klager verder achteruit gaan. Nu de inrichting hardleers is en dit ten koste gaat van klagers
gezondheid, dient de inrichting een krachtiger signaal dan voorheen te worden gegeven; dit ter voorkoming van nieuwe gevallen in de toekomst. Het signaal dat de beklagrechter met de toegekende tegemoetkomingen heeft willen afgeven is onvoldoende
krachtig.

Het hoofd van de inrichting heeft daarop als volgt gereageerd. Het is te betreuren dat de medicatieverstrekking niet altijd goed is verlopen, maar de inrichting doet er veel aan om de medicatieverstrekking goed te laten verlopen. De moeizame
samenwerking met klager bemoeilijkt de juiste verstrekking van de medicatie. Een tegemoetkoming van € 25,= is al het dubbele van een ‘normale’ tegemoetkoming bij een schending van de zorgplicht op medische verzorging en er is geen reden een nog hogere
tegemoetkoming toe te kennen. De aangenomen schendingen van de zorgplicht op medische verzorging zijn – voor zover al sprake is van een schending – beperkt van aard geweest. Gelet hierop zijn de toegekende tegemoetkomingen redelijk en billijk.

3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft in uitspraak RSJ 9 februari 2015, 14/3432/TA overwogen dat zij zich kan verenigen met de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van
€ 20,= vanwege de onjuiste insulineverstrekking op één bepaalde dag. In uitspraak RSJ
25 augustus 2014, 14/2027/TA heeft de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming van € 40,= toegekend vanwege onjuiste insulineverstrekkingen in de weekenden; dus op verscheidene dagen.

De onderhavige klachten gaan over onjuiste insulineverstrekking op twee dagen. Hiervoor is klager in totaal een tegemoetkoming van € 50,= toegekend. Deze tegemoetkoming is hoger dan de tegemoetkomingen die in voormelde zaken aan klager zijn toegekend.
Gelet op het – door de inrichting betreurde – herhaalde karakter van de onjuiste verstrekking van insuline kan de beroepscommissie zich verenigen met de toegekende tegemoetkomingen. De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de
uitspraken van de beklagrechter bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 18 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven