Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3320/GA, 4 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3320/GA

betreft: [klager] datum: 4 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Nieuwersluis te Nieuwersluis,

gericht tegen een uitspraak van 22 september 2015 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 december 2015, gehouden in de locatie De Schie van te Rotterdam, is klaagster gehoord, bijgestaan door haar raadsman mr. M.A.R. Schuckink Koll.
De directeur van de locatie Nieuwersluis heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Pbw moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden
ingediend.
De uitspraak waarvan beroep is op 23 september 2015 aan klaagster en de directeur toegezonden. Het beroepschrift dateert van 8 oktober 2015 en is op dezelfde dag op het secretariaat van de Raad ontvangen. Hierin staat: “Deze uitspraak is echter wegens
omstandigheden pas op 1-10-2015 bij de juridisch medewerker van de inrichting binnengekomen”. Er is gevraagd om deze omstandigheden nader toe te lichten. In de schriftelijke toelichting van 22 oktober 2015 is uitgelegd dat de uitspraak is verstuurd
naar
het bureau management ondersteuning (b.m.o.) en de juridisch medewerker. Tevens heeft de beklagcommissie de uitspraken een periode naar een verkeerd e-mailadres gestuurd.

Het beroepschrift is ontvangen buiten de daarvoor geldende termijn. Onder zeer bijzondere omstandigheden kan een termijnoverschrijding verschoonbaar zijn. Dat is in deze zaak echter niet het geval. De directeur stelt dat de uitspraak waarvan beroep
eerst op 1 oktober 2015 door de juridisch medewerker is ontvangen, maar de beroepscommissie begrijpt de toelichting aldus dat het b.m.o. de uitspraak wel tijdig heeft ontvangen en er niets mee heeft gedaan. Daar komt bij dat na ontvangst door de
juridisch medewerker vervolgens nog eens zeven dagen is gewacht met het indienen van het beroepschrift.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de directeur niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, ing. M.J. Mulders en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 4 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven