Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2524/GA, 31 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Uitspraak

nummer: 15/2524/GA

betreft: [klager] datum: 31 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wever, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2015, gehouden in de p.i. Vught, is mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i., gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsvrouw heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft :
a. de terugplaatsing naar het basisprogramma (degradatie); en
b. het niet (langer) meer mogen deelnemen aan een lascursus.

De beklagrechter heeft het beklag onder b ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van onderdeel a, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had niet mogen worden gedegradeerd. Het daartegen ingediende beklag is uiteindelijk door de beklagcommissie ook gegrond verklaard. Gelet daarop had klager ook niet van de cursus mogen worden verwijderd. Klager stelt zich dan op het standpunt dat
hij, als de degradatie niet zou hebben plaatsgevonden, slechts twee cursusmomenten zou hebben gemist, waarvan een theorieles. In dat geval zou hij de lascursus normaal verder hebben kunnen volgen. Om die reden dient het beklag van klager alsnog
gegrond
te worden verklaard en aan hem zou een tegemoetkoming moeten worden toegekend. Daarnaast wordt verzocht te bepalen dat klager alsnog zo spoedig mogelijk wordt toegelaten tot een nieuwe cursus.

|

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager, die inmiddels niet meer in Vught verblijft, heeft in de inrichting geen lasopleiding meer gevolgd. Klager heeft zich indertijd misdragen en kreeg daarvoor een disciplinaire straf opgelegd. Door die disciplinaire straf heeft hij te veel
cursusmomenten gemist om weer in te kunnen stromen. Hij zou in beginsel bij aanvang van een nieuwe cursus, dat gebeurt drie tot vier keer per jaar, weer kunnen starten. Klager heeft overigens tijdens zijn disciplinaire straf niet gesproken over het
naar
de cursus willen gaan. De opmerking over ‘goed gedrag op de arbeid’ in de reactie van de directeur naar de beklagrechter, staat daar ten onrechte in. Klager zou in beginsel bij aanvang van een nieuwe cursus weer hebben kunnen instromen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Uit het beroepschrift en uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat de klacht van klager omtrent zijn terugplaatsing naar het basisprogramma inmiddels bij een afzonderlijke uitspraak van de beklagcommissie gegrond is
verklaard.
Alleen al om die reden kon verzoeker niet worden ontvangen in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter zal daarom in zoverre – met aanvulling van de gronden – worden bevestigd.

Ten aanzien van onderdeel b:
Als onweersproken staat vast dat klager na de hem opgelegde disciplinaire straf en de daarop volgende degradatie niet langer mocht deelnemen aan de lascursus, waaraan hij voordien reeds deelnam. Weliswaar is die degradatie achteraf ongedaan gemaakt
maar
een van de gevolgen was dat, toen duidelijk was dat de degradatie ten onrechte was en dat klager weer in aanmerking kwam voor deelname aan de lascursus, hij te veel cursusmomenten had gemist om direct in de lopende cursus in te kunnen stromen. De
beroepscommissie acht aannemelijk dat de directeur voornemens was klager te laten instromen in de volgende cursus maar dat dit voornemen niet is gerealiseerd omdat klager voordien werd overgeplaatst naar een andere inrichting. Een en ander in onderling
verband en samenhang bezien maakt dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet kan leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met
aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden ten aanzien van beide onderdelen van het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven