Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2472/GA, 31 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2472/GA

betreft: [klager] datum: 31 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 juli 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, gehoord.
De directeur van de locatie Roermond is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het veroorzaken van een brandalarm.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Onduidelijk is voor klager en zijn raadsvrouw of die avond de intercom al dan niet defect was. Daarnaast heeft de raadsvrouw niet de beschikking over de stukken van de medische dienst. Klager stelt die dag gezien te zijn door een arts in verband met
zijn klachten. Hem is toen paracetamol en oxazepam voorgeschreven. Klager zou die medicatie die avond nogmaals uitgereikt krijgen en hij zou de dag daarop de medische dienst spreken. Die avond heeft klager gedurende veertig minuten gebeld voor het
uitreiken van zijn medicatie. Daar is gedurende die tijd geen gehoor aan gegeven. Overigens is de medicatie ook niet direct gevonden toen uiteindelijk, na het brandalarm, contact werd gezocht met klager. Uiteindelijk kreeg hij de betreffende medicatie
pas anderhalf uur later dan voorgeschreven. Klager heeft door dit alles een paniekaanval gekregen. Daar werd geen gehoor aan gegeven. De beroepscommissie heeft al eerder uitgemaakt dat het geen gehoor geven aan oproepen van gedetineerden gedurende een
periode die langer duurt dan 25 minuten, als onredelijk moet worden aangemerkt. Er had door de directeur meer rekening met klagers gemoedstoestand moeten worden gehouden. Primair is klager van mening dat hem in het geheel geen disciplinaire straf had
mogen worden opgelegd onder deze omstandigheden. Het beklag zou daarom gegrond moeten worden verklaard en aan klager zou een tegemoetkoming moeten worden toegekend van € 50,=. Subsidiair wordt de duur van de disciplinaire straf te hoog geacht. Een
straf
van één of twee dagen zou dan voldoende zijn geweest.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Onweersproken is dat klager op 28 juni 2015 is bezocht door een arts en dat hem toen medicatie (paracetamol en oxazepam) is voorgeschreven, welke middelen hij die avond rond 21.00 uur nogmaals uitgereikt diende te krijgen.
Voorts is onweersproken dat klager tussen 21.00 uur en 21.40 uur aanhoudend heeft getracht het dienstdoende personeel te bereiken via de intercom in zijn verblijfsruimte maar dat op die pogingen door het personeel niet is gereageerd.
De beroepscommissie acht voorts aannemelijk dat klager vervolgens in paniek is geraakt en heeft besloten een brandalarm te veroorzaken. Die daad levert, hoewel begrijpelijk bezien vanuit het standpunt van klager, strafwaardig handelen op als bedoeld in
artikel 50 van de Pbw. De directeur kon daarom op zich – bij afweging van alle belangen – in redelijkheid beslissen om aan klager een disciplinaire straf van opsluiting in de eigen verblijfsruimte op te leggen. Bij zijn belangenafweging heeft de
directeur evenwel onvoldoende rekening gehouden met klagers geestelijke toestand en had hij kunnen (en moeten) volstaan met een disciplinaire straf van kortere duur. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag
dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en acht, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, een bedrag van € 30,= op zijn plaats.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven