Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2163/TA, 30 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2163/TA

betreft: [...] datum: 30 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 juni 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], locatiemanager, en [...], jurist.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. Klagers raadsman is niet ter zitting verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de inbreuk op klagers privacy door het doen van meldingen over een positieve urinecontrole in het ochtendbulletin.

De beklagrechter heeft het beklag deels gegrond met een tegemoetkoming van
€ 10,= en deels ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter stelt ten onrechte dat een feitelijke en juiste mededeling in beginsel geen ongerechtvaardigde inbreuk op de privacy oplevert en,
impliciet, dat de in casu gedane mededeling voldoende feitelijk en juist is. De vermeldingen over klagers persoon leveren een schending op van zijn privacy. Een wettelijke grondslag voor het vermelden van deze gegevens in het ochtendbulletin ontbreekt.
Klager betwist dat het ochtendbulletin in het belang is van de orde en veiligheid in de inrichting. Het ochtendbulletin leidt enkel tot spanningen onder verpleegden, die dit zien als beschuldigen en verlinken. Niet uitgesloten kan worden dat het
verspreiden zelfs een negatief effect zou kunnen hebben op de veiligheid in de inrichting. Het belang van de orde en veiligheid in de inrichting weegt niet op tegen klagers belang bij zijn recht op privacy. Het gaat in casu om zeer belastende
vermeldingen. In het bulletin wordt gerefereerd aan een positieve urinecontrole van klager, de insluiting in de herstelkamer, de belastende verklaring over een medepatiënt, de confrontatie en verschil van mening met een medepatiënt, de kamercontrole en
de plaatsing van klager in separatie. De vermeldingen in het ochtendbulletin zijn onvoldoende feitelijk van aard. Feiten waarvan de juistheid niet kan worden vastgesteld, dienen niet in het bulletin te worden opgenomen. Tot slot staat van de punten die
in het bulletin worden opgenomen geenszins (in rechte) vast of daarvoor voldoende grondslag is en of de beslissingen die zijn genomen wel redelijk en billijk zijn. Dit kan pas blijken na de uitspraak van de beklagcommissie of de beroepscommissie.
Herstel is dan niet meer mogelijk. Klager wil een hogere tegemoetkoming.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De behandelingsfilosofie van de inrichting is er op gericht dat iedereen, dus personeel en patiënten, verantwoordelijk is voor een
veilig leefklimaat in de inrichting. In dat verband is van belang dat er open wordt gecommuniceerd over zaken die de veiligheid betreffen. Het is nodig dat de patiënten weten wanneer zich iets onveiligs heeft voortgedaan. Daarbij worden ook namen
genoemd. Deze worden anders toch bekend en de inrichting acht het uit oogpunt van de orde en veiligheid beter als zij de regie hierin hebben. Klager is bekend met het handelen in drugs. Als er drugs in de inrichting worden gevonden, geeft dat een
onveilige situatie. De patiënten kunnen elkaar steunen in het niet gebruiken, als gelokaliseerd is waar de onveilige situatie zich aandient. De sociale controle is daardoor sterker. De inrichting meent dat deze werkwijze een veilige situatie oplevert.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 2 Bvt dient de tenuitvoerlegging van de tbs zoveel mogelijk dienstbaar te worden gemaakt aan de behandeling van de tbs-gestelde en aan de voorbereiding op diens veilige en verantwoorde terugkeer in de samenleving. De
beroepscommissie begrijpt uit het verweer van de inrichting in beklag en beroep het volgende. De inrichting neemt bij deze wettelijke opdracht veiligheidsaspecten (de veiligheid van de betrokken verpleegde en van anderen, de algemene veiligheid en de
handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting), behandelingsaspecten en rechtspositionele aspecten in acht. Voor de uitvoering van die opdracht hanteert de inrichting een behandelfilosofie met als doelstelling de patiënt (zijn)
verantwoordelijkheidsgevoel (terug) te geven. Het uiteindelijke doel van de behandeling is dat de patiënt in staat is aan het maatschappelijk leven deel te nemen zonder een gevaar voor anderen te vormen. Om dit te bereiken is eigen inzet van de patiënt
essentieel, maar even belangrijk is dat de patiënt medewerking en steun wordt verleend door medewerkers van de inrichting en door medepatiënten. Van patiënten wordt daarom niet alleen verwacht dat zij zich voor hun eigen behandeling inzetten, maar ook
een bijdrage leveren aan een veilig leef- en behandelingsklimaat en daarmee medeverantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid binnen en buiten de inrichting. Daarvoor is volgens de inrichting nodig dat patiënten tijdig en adequaat informatie krijgen
die bijdraagt aan een juist beeld van een patiënt en zijn actuele gemoedstoestand. Deze informatie is relevant voor het tijdig kunnen interveniëren om escalaties en incidenten te voorkomen. In het kader van de behandeling zijn de orde en veiligheid in
de inrichting een gezamenlijke verantwoordelijkheid waarbij medewerkers en patiënten elkaar kunnen aanspreken op basis van gelijke en juiste informatie, waarbij geldt dat onjuiste informatie gerectificeerd moet worden.

Uit eerdere rechtspraak van de beroepscommissie volgt dat het via het ochtendbulletin onder medepatiënten verspreiden van gegevens over een met naam en toenaam genoemde patiënt aan wie een maatregel is opgelegd en van de reden daarvan een niet te
rechtvaardigen inbreuk op de privacy als bedoeld in artikel 8, tweede lid, EVRM van die patiënt is (vgl. uitspraak 14/440/TA, 14/442/TA, 14/443/TA en 14/444/TA van 30 juli 2014).

De klacht betreft de volgende mededeling in het ochtendbulletin van 15 september 2014:
“De UC van [klager] van 10 september was positief op THC. Hij is ingesloten in de herstelkamer.
Even later vertelt hij dat hij de hasj van hr. [medepatiënt] heeft gekregen. De heren zijn direct met elkaar geconfronteerd. Dit levert een welles/nietes op.
Omdat de heren al langere tijd met elkaar in onmin leven lijkt het verhaal van hr. [klager] weinig geloofwaardig. De kamer van hr. [medepatiënt] is gecontroleerd. Vrijdagavond is hr. [klager] op eigen verzoek naar de separeer gegaan. Zaterdag is hij
teruggegaan naar zijn kamer”.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard wat betreft de zin: “Omdat de heren al langere tijd met elkaar in onmin leven lijkt het verhaal van hr. [klager] weinig geloofwaardig”. Het beroep richt zich tegen de resterende passages en de
toegekende tegemoetkoming.

Op zich vormen de overige mededelingen een schending van klagers privacy. De beroepscommissie moet afwegen of deze schending te rechtvaardigen is. De schending is te rechtvaardigen als deze in het belang is van de handhaving van de orde en veiligheid
in
de inrichting. Wat betreft de daarmee verband houdende mededelingen in het ochtendbulletin is mede van belang of de mededelingen over een geconstateerde toestand afwijkt van wat volgens het beleid, in dit geval het uc-beleid, omtrent klagers situatie
en
verblijfplaats mocht worden verwacht.

Anders dan in de situatie die aanleiding vormde voor de uitspraak RSJ 15 december 2015, 15/2598/TA en 15/2629/TA, is de beroepscommissie in onderhavige zaak van oordeel dat de schending niet is te rechtvaardigen. De plaatsing van klager in de
herstelkamer mocht op grond van het beleid worden verwacht. Wat betreft de overige mededelingen, met name de vermelding dat klager heeft verklaard dat hij hasj van een met naam genoemde medepatiënt heeft gekregen, is niet aannemelijk geworden dat deze
in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting gedaan zijn. Uit de houding van de kliniek blijkt immers dat zij vermoedt dat klagers verklaring inhoudelijk onjuist is. Gelet daarop valt niet in te zien welk belang wordt gediend met het
vermelden van deze onjuiste verklaring in het ochtendbulletin. Mitsdien moet het beroep gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal op dit onderdeel alsmede omtrent de hoogte van de reeds door de beklagrechter toegekende
tegemoetkoming worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht een nieuwe tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag op alle onderdelen gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 30 december 2015

secretaris voorzitter

Naar boven