Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3065/GB, 30 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3065/GB

Betreft: [klager] datum: 30 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.P. Holthuis namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 september 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1 ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 9 juni 2012 gedetineerd. Hij verbleef in het PPC Scheveningen. Op 9 september 2015 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Klager is op 14 oktober 2015
teruggeplaatst naar het PPC Scheveningen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Ten onrechte is klager niet in de gelegenheid gesteld het bezwaar op nader aan te voeren gronden aan te vullen waardoor de beslissing op bezwaar op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Er heeft geen zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden.
Klager is indertijd geplaatst in een PPC. Grondslag hiervoor moet zijn geweest een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek en/of een verstandelijke beperking waardoor forensische zorg
geïndiceerd was. Dit zijn dezelfde elementen die in de overweging moeten worden betrokken op het moment dat wordt geconcludeerd dat een langer verblijf in het PPC niet langer geïndiceerd is. Uit de stukken blijkt in het geheel niet waarom niet langer
sprake zou zijn van de indicatoren op grond waarvan klager eerder juist wel was geplaatst in het PPC. Zo wordt in het selectieadvies niet gerept over de psychiatrische zorg die klager ontvangt noch wordt melding gemaakt van het feit dat klager door de
behandelend specialisten dringend is geadviseerd op zo kort mogelijke termijn een nieuwe ingrijpende hartoperatie te ondergaan. Hierbij zou tevens van belang zijn dat klager in de gelegenheid wordt gesteld zorgvuldig te revalideren. Deze informatie is
bekend bij de medische dienst van het PPC. Zonder succes heeft de raadsman met machtiging van klager getracht om een afschrift van het medisch dossier bij de medische dienst op te vragen. Ten onrechte wordt in het selectieadvies gesteld dat de raadsman
verzocht zou hebben om een onderzoek naar detentie(on)geschiktheid. Enkel is verzocht om een afschrift van het medisch dossier. In het kader van deze procedure zullen de opgevraagde stukken door de medische dienst moeten worden overgelegd omdat uit die
stukken blijkt dat er nog steeds redenen zijn voor een verdergaande forensische zorg dan kan worden geboden binnen een regulier regime.
De overplaatsingsbeslissing is voorbarig en zonder voldoende onderbouwd onderzoek genomen. Klager is inmiddels weer teruggeplaatst in het PPC. Hij heeft ten onrechte een stressvolle periode doorgemaakt. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en
een tegemoetkoming toe te kennen. Klager wenst in deze procedure te worden gehoord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Plaatsing in een PPC geschiedt op basis van een indicatiestelling. In een PPC wordt enkel op de eerder bedoelde indicatie geplaatst. Het doel van de plaatsing in een PPC is om de geplaatste gedetineerde zo spoedig mogelijk te stabiliseren, mogelijk in
te stellen op medicatie en daarmee te bewerkstelligen dat gedetineerde weer kan functioneren in een reguliere afdeling van een normaal beveiligde inrichting. Klager heeft op 2 september 2015 een beslissing ontvangen waarin is bepaald dat op basis van
het intrekken van de indicatiestelling voor het PPC hij uitgeplaatst diende te worden en daarom geselecteerd is voor de penitentiaire inrichtingen Zwolle. Volgens de behandelcoördinator was op dat moment een verblijf in een PPC op grond van zowel de
psychische als de somatische problemen niet langer geïndiceerd. Tenzij er nadrukkelijk contra-indicaties zijn zal de selectiefunctionaris dit advies volgen. Deze contra-indicaties waren op dat moment niet aanwezig. Klager is op 9 september 2015
overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1. De te vroege afhandeling van het bezwaar is ontstaan doordat de raadsman een schorsingsverzoek heeft ingediend, terwijl het rechtsmiddel bezwaar nog niet was afgehandeld. Daarmee zou
automatisch het schorsingsverzoek zijn afgewezen. De selectiefunctionaris heeft de raadsman ter wille willen zijn en is daarmee voorbij gegaan aan het verzoek van de raadsman om het bezwaarschrift aan te vullen. Het feit dat klager nog psychische zorg
ontving via een ambulante behandeling van De Waag is geen indicatie voor een verblijf in een PPC. Dat klager door zijn specialisten geadviseerd is om op zo kort mogelijke termijn een nieuwe ingrijpende hartoperatie te ondergaan, is ook geen reden voor
een verblijf in een PPC. Zeker niet nu deze informatie bij de medische dienst van het PPC bekend was en de indicatie voor een langer verblijf is opgeheven. Er is geen sprake van revalidatie nu de nieuwe operatie nog niet heeft plaatsgevonden.
De selectiefunctionaris heeft niet de beschikking over het medisch dossier en dient zich te verlaten op de omschrijving die gegeven is in het selectieadvies waarbij het advies van de behandelaar in het PPC is verwoord. Op 1 oktober 2015 is er vanuit de
p.i. Zwolle opnieuw een indicatie gegeven voor plaatsing in een PPC. De selectiebeslissing voor het PPC Scheveningen is op 2 oktober 2015 genomen. Kennelijk heeft de psycholoog van de p.i. Zwolle opnieuw aanleiding gezien klager in aanmerking te laten
komen voor plaatsing in een PPC.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst klagers verzoek om hem te horen af.

4.2. De gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1 is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.4. Klager verbleef voor zijn overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zwolle Zuid 1 in het PPC Scheveningen. De selectiefunctionaris heeft de beslissing om klager over te plaatsen naar een reguliere gevangenis genomen op grond van het
advies
van het PMO dat is vermeld in het selectieadvies en dat luidt ‘volgens de behandelcoördinator is zowel voor de psychische als de somatische problemen het verblijf in het PPC niet langer geïndiceerd’. Naar het oordeel van de beroepscommissie mocht de
selectiefunctionaris ten tijde van de bestreden beslissing afgaan op het advies van het PMO en kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven