Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4244/SGA, 23 december 2015, schorsing
Uitspraakdatum:23-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/4244/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 23 december 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[...], verder verzoekster te noemen, verblijvende in Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCSZ) te Den Haag.

Verzoekster vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voornoemd JCSZ van 21 december 2015, inhoudende – volgens verzoekster – de plaatsing in
afzondering in een afzonderingscel, met cameratoezicht, voor de duur van zeven dagen, ingaande op 21 december 2015 om 16.00 uur en eindigend op 28 december 2015 om 16.00 uur, in verband met een door verzoekster doorgevoerde honger- en dorststaking.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 22 december 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 23 december 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoekster niet in een afzonderingscel verblijft maar in de haar toegewezen verblijfsruimte in het kader van het voor haar geldende individuele regime. Voorts komt uit die inlichtingen naar
voren
dat het cameratoezicht aan verzoekster is opgelegd naar aanleiding van het advies van de inrichtingsarts in het kader van de bescherming van klaagsters gezondheid, zoals bedoeld in artikel 34a, eerste lid onder c, van de Pbw. De mededeling dat het
cameratoezicht zou zijn opgelegd in het kader van een honger- en dorststaking is op 23 december 2015 herzien.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid beslissing cameratoezicht op te leggen in de vorm waarin dat thans wordt toegepast. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven