Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1629/TA, 5 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1629/TA

betreft: [klager] datum: 5 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.T.C.M. Crepin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 mei 2015 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. J.T.C.M. Crepin, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker bij voormelde inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het (te lange) verblijf van klager in een prikkelarme kamer (hierna: PAK).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klagers plaatsing in een PAK was onjuist en zijn verblijf in die PAK heeft te lang – bijna zes maanden – voortgeduurd. Klager is in de PAK
terecht gekomen, nadat hij vanuit een vervolgvoorziening in Franeker was teruggeplaatst naar de inrichting vanwege het vermoeden van drugsgebruik. Achteraf is gebleken dat die terugplaatsing was gebaseerd op onjuiste informatie. Dit alles is gebeurd in
de tijd dat klager oefende met vrijheden en werd ingezet op een voorwaardelijke beëindiging van klagers tbs, hetgeen ook op 22 mei 2015 is gebeurd. Gelet hierop was het een volstrekt onbegrijpelijke beslissing om klager na terugplaatsing in een PAK te
plaatsen en hem daarin voor een dergelijk lange periode te laten verblijven. Capaciteitsproblemen vormen geen rechtvaardiging voor deze situatie. Het is juist dat klager een reguliere kamer op een andere afdeling is aangeboden, maar klager heeft dit
aanbod op dringend advies van zijn mentor niet geaccepteerd, omdat anders, zo heeft zijn mentor gezegd, de voorwaardelijke beëindiging van zijn tbs niet door zou gaan. Desgevraagd heeft klager geantwoord dat hij niet was afgezonderd, maar dat hij wel
veel in de PAK heeft verbleven omdat hij, vanwege het feit dat hij was uitbehandeld, niet deelnam aan het programma. Klager heeft tijdens zijn lange verblijf in de PAK psychisch en fysiek geleden en tot op de dag van vandaag ondervindt hij hiervan
fysieke ongemakken (door dit alles is hij zijn smaak- en reukvermogen kwijt). Gezien het vorenstaande is een financiële compensatie op zijn plaats.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is teruggeplaatst naar de inrichting, omdat de vervolgvoorziening niet meer met klager verder wilde. Beleid is dat
verpleegden die worden teruggeplaatst eerst enige tijd in een PAK verblijven, zodat zij langzaam kunnen wennen aan de afdeling en groep. Klager heeft langer dan gebruikelijk in een PAK verbleven; dit was het gevolg van het feit dat er geen reguliere
kamers op klagers afdeling vrijkwamen. Er was evenwel geen sprake van afzondering. Klager had alle interne vrijheden die andere verpleegden ook hadden en de PAK was ingericht als een reguliere kamer en voldeed aan de eisen uit de Regeling eisen
persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen. Op enig moment is klager een reguliere kamer op een andere afdeling aangeboden, maar klager heeft ervoor gekozen niet naar een andere afdeling te gaan met als gevolg dat zijn verblijf in de PAK
voortduurde.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager vanaf 25 november 2014 tot omstreeks 22 mei 2015 (de dag waarop zijn tbs voorwaardelijk is beëindigd) in een PAK heeft verbleven. Als vaststaand wordt voorts aangenomen – nu dit door of namens klager niet is betwist – dat de PAK
waarin klager heeft verbleven was ingericht als een reguliere kamer en voldeed aan de eisen als gesteld in de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen alsmede dat klager gedurende zijn verblijf in de PAK niet is beperkt
in
zijn rechten en vrijheden die hem (op grond van de Bvt) toekomen en dezelfde bewegingsvrijheid kreeg als medeverpleegden die in reguliere kamers verbleven.

Hoewel de beroepscommissie er begrip voor kan opbrengen dat klager het verblijf gedurende een dergelijk lange periode in de PAK als vervelend heeft ervaren – waarbij dient te worden opgemerkt dat zijn lange verblijf in de PAK deels het gevolg is van
door hemzelf gemaakte keuzes – kan dat verblijf gezien het bovenstaande niet worden aangemerkt als een beperking van de bewegingsvrijheid die op grond van artikel 56 of 57 van de Bvt vatbaar is voor beklag. Gelet hierop en nu is aangevoerd noch
aannemelijk is geworden dat door het lange verblijf in de PAK een klager toekomend recht (als bedoeld in artikel 56, eerste lid aanhef en onder e, van de Bvt) is geschonden, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het plaatsen en (lang) laten
verblijven van klager in de PAK niet een beslissing van het hoofd van de inrichting is waartegen op grond van artikel 56 of 57 van de Bvt beklag openstaat. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen
beroep is ingesteld, vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R. van de Water, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 5 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven