Nummer : 15/3403/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 20 oktober 2015
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 15 oktober 2015, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker van uit
het plusprogramma naar het basisprogramma per 15 oktober 2015.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 18 oktober 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 19 oktober 2015.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt aannemelijk dat verzoeker in de periode van drie maanden welke vooraf ging aan de beslissing twee keer
een positieve score heeft behaald bij een urinecontrole op het gebruik van softdrugs terwijl hij eerder twee maal disciplinair was gestraft, respectievelijk voor het beledigen van een werkmeester en voor poging tot invoer van een handelshoeveelheid
softdrugs tijdens bezoek. Gelet daarop kon de directeur verzoeker naar aanleiding van zijn gedrag, dat – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – als structureel ‘rood’ gedrag kan worden bestempeld, in redelijkheid terugplaatsen naar het
basisprogramma. Het verzoek zal daarom worden afgewezen. De door klager gestelde mededeling van de directeur dat er geen sprake zou zijn van degradatie wordt door de directeur ontkend.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 20 oktober 2015.
secretaris voorzitter