Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2914/JA, 17 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2914/JA

betreft: [klager] datum: 17 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Hartman, namens

[...], geboren op 31 mei 1992, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 juli 2015 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Het Keerpunt te Cadier en Keer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 november 2015, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is klager gehoord.
Klagers raadsman mr. B. Hartman heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om ter zitting te worden gehoord.
De directeur van de j.j.i. Het Keerpunt heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en hij heeft verzocht om de zaak op een andere manier toe te lichten, bij voorbeeld telefonisch.
Van het besprokene ter zitting is een verslag opgesteld. De directeur van Het Keerpunt is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren en op 13 november 2015 is de reactie van de directeur ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de ordemaatregel van tijdelijke overplaatsing van klager op 12 mei 2014 naar de afdeling beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

Klager heeft op 16 mei 2014 een klacht ingediend bij de beklagcommissie over de tijdelijke overplaatsing naar de p.i. te Vught. De beklagcommissie heeft zich bij beslissing van 13 november 2014 onbevoegd verklaard die klacht te behandelen nu uit de
beslissing van de selectiefunctionaris van 12 mei 2014 was gebleken dat niet de directie maar de selectiefunctionaris verantwoordelijk is voor de overplaatsing van klager en heeft de klacht vervolgens doorgestuurd naar de selectiefunctionaris. De
selectiefunctionaris heeft omdat de klacht niet gericht was tegen een beslissing genomen door de selectiefunctionaris, maar betrekking had op de ordemaatregel van de directeur van j.j.i. Het Keerpunt, het bezwaar van klager niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen die beslissing is klager in beroep gekomen bij de beroepscommissie en deze heeft bij beslissing van 30 december 2014 het beroep ongegrond verklaard nu zowel uit het beroepschrift als uit de toelichting van de selectiefunctionaris volgt dat het
beroep niet is gericht tegen een beslissing van de selectiefunctionaris maar tegen de beslissing van de directeur van de j.j.i. De stukken zijn vervolgens doorgezonden naar de beklagcommissie en deze heeft op 10 juli 2015 het beklag materieel ongegrond
en formeel gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De ordemaatregel is ten onrechte opgelegd. Klager is 10 dagen na het incident van 8 mei 2014 vanuit de j.j.i. Het Keerpunt overgeplaatst naar de afdeling beheers problematische gedetineerden (BPG) te Vught. Daarna is hij in het FPC Oostvaarderskliniek
geplaatst. Klager is sinds mei 2015 vrij.
Klager geeft toe dat hij op 8 mei 2014 dreigend is geweest, maar volgens hem was de situatie niet zo ernstig dat hij overgeplaatst moest worden naar de BPG te Vught. Dit is een afdeling met een zeer zwaar regime voor volwassen gedetineerden. Na zijn
verblijf in een j.j.i. heeft klager de sfeer in de BPG als zeer intimiderend ervaren. Klager is in de BPG niet behandeld en ook later niet in de Oostvaarderskliniek.
Klager is van mening dat het incident intern opgelost had kunnen worden. Na het incident van 8 mei 2014 heeft Het Keerpunt gesteld dat geprobeerd zal worden klager stapsgewijs naar de afdeling terug te plaatsen en dat een verzoek tot verlenging van
klagers p.i.j.-maatregel zal worden ingediend. Klager was het daar niet mee eens. Klagers behandeling was klaar en hij zou aan een resocialisatietraject moeten beginnen.
Op een gegeven moment werd klager verteld dat hij naar Vught zou worden overgeplaatst en volgens klager was dat niet omdat hij dreigend was. Aan klager is ook gezegd dat hij misschien weer zou kunnen terugkeren naar Het Keerpunt.
Klager vindt de overplaatsing naar Vught een veel te zware reactie op wat er gebeurd is. Klager heeft 5 maanden in Vught gezeten en er zijn 2 keer mensen van Het Keerpunt op bezoek geweest. Klager heeft leed ondervonden. Klager vindt het belangrijk dat
erkend wordt dat dit zo niet kan. Klager paste niet in de gedetineerden populatie van de BPG. Een vergoeding acht klager op zijn plaats en de beroepscommissie moet maar vaststellen welke vergoeding zij juist acht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers overplaatsing naar de BPG van de p.i. Vught betreft een zeer ingrijpende maatregel. Deze is ook alleen ingezet als ultimum remedium. Bij het door klager veroorzaakte incident op 8 mei 2014 is voor het eerst sinds het bestaan van de ITA in Het
Keerpunt in augustus 2012 de noodzaak gevoeld het Intern Bijstands Team (IBT) in te zetten. Gezien klagers negatieve plaatsingsgeschiedenis waren de mogelijkheden binnen de andere j.j.i.’s al uitgeput. Klager is in augustus 2013 op de Individuele
Trajectafdeling (ITA) van Het Keerpunt geplaatst, na een incident op de ITA in Den Hey-Acker. Er zijn twee instellingen met deze landelijke bestemming. De ernst van het incident alsook het gebrek aan andere mogelijkheden hebben, na multidisciplinair
(extern) overleg, geleid tot plaatsing in Vught. Vanuit Het Keerpunt is wel degelijk geïnvesteerd in een eventuele terugplaatsing van klager. De directeur verwijst daartoe naar de brief van 4 augustus 2014 van de toenmalige gedragswetenschapper B. aan
de selectiefunctionaris van de afdeling Individuele Jeugdzaken. Klager heeft zelf aangegeven niet meer terug te willen naar Het Keerpunt. Dit heeft dan ook geleid tot het afgeven van een negatief plaatsingsadvies van Het Keerpunt aan de
selectiefunctionaris van de afdeling Individuele Jeugdzaken. Gelet op klagers behandel- en plaatsingsgeschiedenis in combinatie met het incident op de leefgroep is zijn plaatsing in de p.i. Vught niet disproportioneel. Deze beslissing is besproken in
meerdere multidisciplinaire overlegvormen met externe partners. Klager heeft zich bovendien veelal niet-coöperatief opgesteld waardoor de voortgang in zijn behandeling en resocialisatie stagneerde.

3. Ontvankelijkheid
Allereerst ligt de vraag voor of klager wel ontvankelijk is in zijn klacht nu een klacht alleen kan worden ingediend door een jeugdige die verblijft in een j.j.i. (artikel 65, eerste lid juncto artikel 1 sub g juncto artikel 1 sub b, Bjj) en klager ten
tijde van de klacht verbleef in de p.i. te Vught. Nu die tijdelijke plaatsing nog doorliep ten tijde van het indienen van de klacht en het ook toen nog de bedoeling was dat klager weer terug zou keren naar j.j.i. Het Keerpunt en er in zoverre dus
sprake
was van een correctieplaatsing brengt die onderbreking niet mee dat er geen sprake meer zou zijn van een jeugdige als bedoeld in artikel 1 sub g Bjj en is klager ontvankelijk in zijn klacht en ook in zijn beroep van de beslissing van de
beklagcommissie.

4. De beoordeling
Klager is - aldus een brief van de selectiefunctionaris d.d. 9 december 2014 gericht aan de Raad - in overleg met een selectiefunctionaris van het gevangeniswezen op grond van artikel 9 lid 2 sub i Penitentiaire beginselenwet (Pbw) luidende :
”Huizen van bewaring zijn bestemd voor de opneming van: i. alle anderen aan wie krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking of door het openbaar gezag rechtens hun vrijheid is ontnomen, voor zover geen andere plaats voor hen is bestemd of voor
zolang opname in de door hen bestemde plaats niet mogelijk is.”
geplaatst in de p.i. Vught op de afdeling BPG. Thans ligt niet ter beoordeling voor of die plaatsing van klager (die in het totaal vijf maanden heeft geduurd) wel op grond van dat of een ander wetsartikel mogelijk is, maar de vraag of de beslissing tot
tijdelijke overplaatsing door de directeur wel proportioneel is gelet op enerzijds het gedrag van klager en anderzijds de ingrijpende gevolgen daarvan: geen verdere behandeling tijdens die overplaatsing mogelijk in het kader van de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) en tijdelijk langdurig verblijf op een afdeling die tot één van de zwaarste van de p.i. Vught behoort. Op zich kan gezegd worden dat een tijdelijke overplaatsing op zich gelet op de ernst
van het incident en de eerdere incidenten (ook op de ITA afdeling in Den Heyacker) gerechtvaardigd zou kunnen zijn. Echter de directeur wist - en heeft er bij zijn beslissing tot tijdelijke overplaatsing ook rekening mee kunnen houden - dat klager
overgeplaatst zou worden naar één van de zwaarste afdelingen van p.i. Vught tussen volwassen gedetineerden waar hij geen gepaste behandeling zou kunnen krijgen. Ingevolge artikel 27, derde lid, Bjj, duurt de tijdelijke overplaatsing ten hoogste
veertien
dagen en de directeur kan deze tijdelijke plaatsing eenmaal voor ten hoogste veertien dagen verlengen.
De directeur bij wie de bevoegdheid ligt tot al dan niet overplaatsing heeft die tijdelijke plaatsing ook veel langer laten voortduren dan voornoemd wetsartikel toestaat. Klager heeft weliswaar op 8 mei 2014 een ernstige ordeverstoring veroorzaakt in
Het Keerpunt nu hij zichzelf had ingesloten op zijn kamer, de deur had gebarricadeerd, hij verbaal agressief en dreigend was, hetgeen geleid heeft tot inschakeling van het IBT van de p.i. Geerhorst, maar gelet op de ingrijpende gevolgen voor klager van
een tijdelijke overplaatsing naar p.i. Vught had de directeur bij een redelijke afweging van de belangen van de inrichting en die van klager niet tot een dergelijke tijdelijke overplaatsing mogen beslissen en deze ook niet zo lang mogen laten
voortduren. Voor wat betreft dit laatste geldt niet alleen dat de wet slechts een maximaal verblijf van vier weken toestaat maar ook dat de directeur van Het Keerpunt pas op 28 juli 2014, ruim 9 weken later, de selectiefunctionaris heeft bericht dat
een
terugplaatsing naar Het Keerpunt niet in het belang van klagers ontwikkeling zou zijn. Uit het dossier blijkt overigens dat klager vervolgens bijna twee maanden later, te weten op 21 september 2014, is geplaatst in de FPC Oostvaarderskliniek te Almere.
Gezien het voorgaande acht de beroepscommissie het beroep gegrond. Nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld, volstaat de beroepscommissie met een vernietiging van de bestreden beslissing. In aanmerking genomen dat de rechtsgevolgen van de bestreden
beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe.
De beroepscommissie stelt deze vast op € 250,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd. Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming van € 250,= toekomt.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, prof. Dr. F. Boer en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven