nummer: 02/1351/GA
betreft: [klager] datum: 15 november 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,
gericht tegen een uitspraak d.d. 27 mei 2002 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 september 2002, gehouden in de p.i. Vught,
is de heer [...], unit-directeur, gehoord.
Op 23 september 2002 is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Zilver, in de p.i. Nieuwegein door de voorzitter van de beroepscommissie gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag -voor zover in beroep aan de orde- betreft:
a. de maatregel van beperking van de bewegingsvrijheid middels handboeien voor de duur van 14 dagen;
b. de verlenging van de maatregel van beperking van de bewegingsvrijheid middels handboeien voor de duur van 14 dagen.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager werd overgebracht naar de LAA te Vught. Daarbij kwam de mededeling dat hij zich aan het toezicht zou gaan onttrekken. Op basis van de voorrapportage is klager de onderhavige maatregel opgelegd. Per 24 uur is bekeken of demaatregel verlengd zou worden. De beklagcommissie heeft deze voorraportage niet of nauwelijks in haar beoordeling betrokken.
Klager zou zich in de vorige inrichting dreigend jegens personeel hebben opgesteld. Hij is een recalcitrant persoon.
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik ben nu al twee jaar binnen. Ik ben niet gewelddadig. Ik heb nimmer geweld gebruikt. In Scheveningen heb ik een maatregel opgelegd gekregen. Na 17 dagen werd ik met behulp van een calamiteitenteam overgeplaatst, waarbij ik mijnneus en arm gebroken heb.
In Dordrecht heb ik mij evenmin gewelddadig opgesteld. Ik heb een etiket opgeplakt gekregen, waardoor een enkel incident mij lange tijd wordt nagedragen.
Bij mijn overplaatsing naar de LAA te Vught werd mij de maatregel van handboeien opgelegd. Er is tweemaal een voorstel voor Ebi plaatsing gedaan, maar de selectiefunctionaris heeft mij niet geselecteerd.
De advocaat heeft hieraan toegevoegd:
Uit het beroepschrift blijkt dat de directeur zich beroept op het motiveringsgebrek in de bestreden beslissing. De beklagcommissie baseert zich terecht op de oorspronkelijke grondslag en niet op de nagekomen berichten.
De maatregel is gebaseerd op vermeende gewelddadigheid en vluchtgevaarlijkheid. Voor de gewelddadigheid ontbreekt iedere grond.
Tijdens het verblijf in de LAA had klager al beperkte bewegingsvrijheid. Het opleggen van de handboeienmaatregel is dan ook disproportioneel.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 35 Pbw is de directeur bevoegd jegens een gedetineerde geweld te gebruiken, danwel vrijheidsbeperkende middelen aan te wenden, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op:
a. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
b. de uitvoering van een door de directeur genomen beslissing;
c. de voorkoming van het zich onttrekken door de gedetineerde aan het op hem uitgeoefend toezicht.
Noch uit de stukken noch ter zitting is van één van voornoemde situaties genoegzaam gebleken. De enkele mededeling dat de unit-directeur van de inrichting van herkomst had vernomen dat klager agressief en gewelddadig was, voornemenswas zich middels geweld aan zijn detentie te onttrekken en dientengevolge voor Ebi-plaatsing werd voorgedragen, is hiertoe volstrekt onvoldoende.
Daarbij komt dat de maatregel als hierbedoeld, zoals valt af te leiden uit de Toelichting op de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen, slechts incidenteel kan worden opgelegd en niet als maatregel voor de duur van (in casu)veertien dagen.
Voor zover moet worden aangenomen dat de beslissing vande unit-directeur is gebaseerd op artikel 33, eerste lid, Pbw overweegt de beroepscommissie dat ingevolge deze bepaling een gedetineerde voor ten hoogste 24 uur in zijn vrijheidkan worden beperkt middels de bevestiging van mechanische middelen. Blijkens artikel 33, derde lid, Pbw kan de directeur deze beslissing, na overleg met de aan de inrichting verbonden arts, telkens met ten hoogste 24 uur verlengen.Op grond van artikel 58, eerste lid, juncto artikel 57, eerste lid onder g, Pbw geeft de directeur van een beslissing tot bevestiging van mechanische middelen en de verlenging daarvan onverwijld schriftelijk een mededeling aan degedetineerde. In het onderhavige geval is hiervan niet gebleken.
De beslissingen tot oplegging en verlenging van het boeienregime zijn gelet op het voorgaande in strijd met de wettelijke voorschriften.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 15 november 2002
secretaris voorzitter