Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3528/GV, 14 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3528/GV

betreft: [klager] datum: 14 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.W.J. Rosendaal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 oktober 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de op 25 september 2015 ten aanzien van klager verleende toestemming voor algemeen verlof ingetrokken.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is bij uitspraak van de beroepscommissie, RSJ 6 oktober 2015, 15/2944/GV, niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep omdat de Staatssecretaris op 25 september 2015 alsnog
een positieve beslissing op klagers verzoek om algemeen verlof had genomen. De Staatssecretaris heeft die beslissing ingetrokken op 19 oktober 2015. Dit is in strijd met het vertrouwensbeginsel. Op 25 september 2015 had de Staatssecretaris namelijk al
de beschikking over het selectieadvies van 3 september 2015 en hij was derhalve toen al op de hoogte van de ‘misdragingen’ van klager. Uit het selectieadvies blijkt bovendien dat het risicoprofiel normaal is en dat klager een aanvaardbaar verlofadres
heeft. Ook blijkt niet dat sprake is van andere recidiverisico’s. De v.i.-datum is thans gesteld op 3 april 2016. Het belang van klager bij resocialisatie wordt steeds zwaarder. De beroepscommissie heeft in eerdere rechtspraak overwogen dat het gedrag
van een gedetineerde tijdens detentie leidend moet zijn bij de beoordeling van een verlofaanvraag. Het gedrag van klager biedt geen aanknopingspunten voor een afwijzende beslissing. De belangenafweging had in het voordeel van klager moeten uitvallen.
In
reactie op het verweer van de Staatssecretaris is aangevoerd dat de omstandigheid dat klager op 10 september 2015 en 12 september 2015 een verslag is aangezegd, wegens respectievelijk een positieve urinecontrole en trappen tegen zijn celdeur alsmede
het
beledigen van een afdelingshoofd, op 25 september 2015 bij de Staatssecretaris bekend had moeten zijn. Vanaf 25 september 2015 tot op heden hebben zich geen aanvullende incidenten voorgedaan en heeft klager zich goed gedragen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers verzoek om algemeen verlof is op 30 juli 2015 afgewezen omdat de vreemdelingendienst bezig zou zijn met de voorbereiding van uitzetting van
klager. Op 25 september 2015 is alsnog toestemming voor verlof verleend omdat bleek dat de beslissing van 30 juli 2015 op onjuiste gronden was genomen. In de beslissing van 25 september 2015 is vermeld dat de toestemming kan worden ingetrokken als
blijkt dat zich voorafgaande aan het verlof incidenten hebben voorgedaan. Uit het advies vrijheden van 7 oktober 2015 blijkt dat dit het geval is. Klager is op 3 augustus 2015 overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad in verband
met
betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde. Uit het advies blijkt voorts dat klager op 10 september 2015 en 12 september 2015 een verslag aangezegd heeft gekregen, wegens respectievelijk een positieve urinecontrole en trappen tegen zijn
celdeur alsmede het beledigen van een afdelingshoofd. In het selectieadvies is niets vermeld over het al dan niet verlenen van verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager is na een vechtpartij van de p.i. Arnhem overgeplaatst naar de p.i. Lelystad. Klager heeft positief gescoord bij een urinecontrole en heeft meerdere
malen tegen zijn celdeur getrapt. Ook in de p.i. Arnhem heeft klager positief gescoord bij een urinecontrole. Hij heeft personeel bedreigd en opstandig gedrag vertoond.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag onder de voorwaarde dat het verlof onder elektronisch toezicht plaatsvindt.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens deelneming aan gekwalificeerde diefstal en afpersing. Aansluitend dient hij (eventueel) een subsidiaire hechtenis van 22 dagen te ondergaan wegens een schadevergoedingsmaatregel. De
einddatum van de detentie is thans bepaald op 25 april 2016.

Op 30 juli 2015 heeft de Staatssecretaris klagers verzoek om algemeen verlof afgewezen. Op 25 september 2015 is klager alsnog toestemming voor algemeen verlof verleend. Desgevraagd is namens de Staatssecretaris medegedeeld dat deze beslissing bij
bestreden beslissing van 19 oktober 2015 is ingetrokken en dat ingevolge het systeem per abuis in de bestreden beslissing is vermeld dat deze betrekking heeft op een verzoek om algemeen verlof van 7 oktober 2015.
De beroepscommissie constateert dat de Staatssecretaris op 25 september 2015 (nog) niet de beschikking had over het aan de bestreden beslissing ten grondslag liggende advies vrijheden van 7 oktober 2015.

Uit het advies van 7 oktober 2015 blijkt dat klager binnen een periode van drie maanden twee keer positief is bevonden op het gebruik van softdrugs. Het gebruik van verdovende middelen tijdens detentie is in het kader van het landelijk geldende
drugsontmoedigingsbeleid aanleiding om minder dan wel geen vrijheden te verlenen. Voorts blijkt uit het advies dat klager op 3 augustus 2015 is overgeplaatst naar de p.i. Lelystad in verband met betrokkenheid bij een vechtpartij met een
medegedetineerde. Gezien deze omstandigheden kan de bestreden beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en c van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daaraan doet niet af dat omstandigheden die tot intrekking van het verlof hebben geleid uit een selectieadvies dan wel anderszins reeds bij de Staatssecretaris bekend
konden
zijn op 25 september 2015. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 14 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven