Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2649/GA, 7 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2649/GA

betreft: [klagers] datum: 7 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. de Pree, namens

[...], verder te noemen klagers,

gericht tegen een uitspraak van 15 juni 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord [...], woordvoerder namens klagers, bijgestaan door raadsman B.J. de Pree en de heer [...], plaatsvervangend
vestigingsdirecteur van de locatie Zuyder Bos.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het verschil in behandeling van klagers ten opzichte van andere gedetineerden voor wat betreft de voedselverstrekking.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klagers is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Inmiddels wordt op de afdelingen B0 en B1 ook vers voedsel verstrekt. Dit wordt verdeeld over de gedetineerden. Een voordeel hiervan is dat er minder
voedsel wordt verspild. De zwarte bakken die voorheen werden verstrekt gingen de vuilnisbak in. Bovendien scheelt het in de kosten, want voorheen betaalden klagers ongeveer € 40,= per week aan extra voedingsmiddelen. Daarbij is er nu meer keuze dan in
de inrichtingswinkel. Deze situatie is er echter pas sinds 1 augustus 2015. Daarvoor was er sprake van rechtsongelijkheid. Het is billijk dat er op de afdeling E1 werd gestart met een pilot. Per 3 maart 2015 werd deze wijze van voedselverstrekking ook
ingevoerd op afdeling E0. Er had gekeken moeten worden naar een rechtsgelijke manier van invoeren op alle afdelingen. Zo had er afgewisseld kunnen worden. Gelet op het financieel belang en de lange periode, namelijk vijf maanden, is sprake van een
ongerechtvaardigde rechtsongelijkheid.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het kader van zelfredzaamheid is de directie in 2014 gestart met een pilot op afdeling E1. Dit ondanks de juridische verplichting tot afname bij
Sodexo. De pilot is daarna uitgebreid naar afdeling E0. De pilot wees uit dat er minder voedsel wordt weggegooid. Vervolgens was het de bedoeling dit concept ook op de andere afdelingen uit te rollen. Deze uitrol heeft langer geduurd vanwege
verklaarbare omstandigheden. Ten eerste zette Sodexo de hakken in het zand, want het zou betekenen dat er zestig maaltijden minder zouden worden afgenomen per afdeling. Ten tweede waren er logistieke problemen die eerst moesten worden opgelost, zoals
het tekort aan koelkasten. Ook was afwisseling derhalve niet wenselijk. Inmiddels is men bezig met uitbreiding naar alle afdelingen. De gedetineerden krijgen de keuze om mee te doen of om een maaltijd van Sodexo af te nemen. Overigens bevatten de
maaltijden van Sodexo wel alle voedingsmiddelen. Het is de eigen keuze van de gedetineerde om voedingsmiddelen bij de inrichtingswinkel te kopen. De kosten kunnen derhalve niet echt met elkaar vergeleken worden. De directeur heeft aan zijn zorgplicht
voldaan want hij heeft wel altijd een maaltijd aangeboden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het beklag is gericht tegen de periode van 3 maart 2015 tot 1 augustus 2015, waarin de pilot betreffende de verse voedselverstrekking werd uitgebreid naar de afdeling E0. Met de beklagrechter is de beroepscommissie
van
oordeel dat sprake is van rechtsongelijkheid, maar dat deze ongelijkheid in het onderhavige geval gerechtvaardigd is. De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking de nadere toelichting van de directeur, waaruit zij opmaakt dat afwisseling van de
verse voedselverstrekking met de andere afdelingen wegens organisatorische aspecten niet gewenst was. De beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 7 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven