Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2318/GA, 4 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2318/GA

betreft: [klager] datum: 4 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.J. Woodrow, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 juli 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 november 2015, gehouden in de p.i. Vught, is klagers raadsman mr. P. van de Kerkhof gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het tijdens een calamiteit aanhoudend, ook na daarvoor te zijn gewaarschuwd, stampen tegen en
bonken op zijn celdeur.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Namens klager wordt gepersisteerd bij hetgeen in het beroepschrift al naar voren is gebracht. De beklagcommissie is er in haar uitspraak vanuit gegaan dat het verslag op ambtsbelofte of ambtseed zou zijn opgemaakt. Dat is evenwel onjuist. Onder het
verslag staat slechts vermeld dat dit ‘naar waarheid’ is opgemaakt. Daarmee is de bewijskracht van dat stuk veel minder. Klager is van mening dat de verslagleggende medewerker zich vergist moet hebben. Klager heeft daartoe ook een verklaring van een
medegedetineerde overgelegd. Die persoon verklaart dat niet klager maar hij geschopt en geslagen heeft tegen die deur. Klager is van mening dat de directeur nader onderzoek had moeten doen. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard en de klacht
moet alsnog gegrond worden verklaard met toekenning van een financiële tegemoetkoming.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Blijkens een – naar waarheid opgemaakt – verslag van 15 maart 2015 heeft de verslagleggende ambtenaar waargenomen dat klager op die dag tijdens een calamiteit, waarbij alle gedetineerden waren ingesloten, tegen zijn celdeur schopte en bonkte. Nadat
klager daarvoor door die ambtenaar was gewaarschuwd, bleef klager op zijn deur bonken. Naar aanleiding daarvan is klager toen verslag aangezegd.

Door en namens klager is in beroep aangevoerd dat het verslag onvoldoende bewijskracht zou hebben nu dit enkel naar waarheid zou zijn opgemaakt en niet op ambtseed, terwijl daarnaast geen ondersteunend bewijs voor klagers gedrag door de directeur wordt
geleverd terwijl klager een ontlastende verklaring heeft overgelegd van een medegedetineerde.

Met betrekking tot het verweer omtrent het niet ambtsedig zijn van het opgemaakte verslag geldt dat de wet een dergelijke eis niet stelt bij het maken van een verslag als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Op grond van dat verslag kon de
directeur in redelijkheid concluderen dat klager het hem verweten, ordeverstorend en mitsdien strafbaar, gedrag heeft vertoond en kon hij aan klager de hier aan de orde zijnde disciplinaire straf opleggen. Hetgeen door en namens verzoeker naar voren is
gebracht met betrekking tot de door hem ingebrachte verklaring van een medegedetineerde doet daaraan, temeer nu die verklaring pas langere tijd na het voorval is opgesteld, niet af.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en uitspraak van de beklagcommissie
zal,
met aanvulling van de gronden, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven