Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3026/GA, 19 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3026/GA

betreft: [klager] datum: 19 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 september 2015 van de beklagcommissie bij de locatie de Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie de Schie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing op 28 april 2015 van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager vertoont goed gedrag in de locatie De Schie en hij heeft geen enkel rapport gekregen. Klager neemt deel aan Terugdringen Recidive (TR) en hij heeft zijn medewerking verleend aan het opmaken van reclasseringsrapportage. De beklagcommissie heeft
gesteld dat klager geen medewerking verleende bij de opstelling van een reclasseringsadvies ten behoeve van de rechtszitting. Er is een reclasseringsrapportage aanwezig. Klager wil voorts benadrukken dat de politie geen bezwaren heeft tegen het
verlofadres. Het Openbaar Ministerie (OM) meent dat bij een verlening van verlof het voor klager mogelijk is om de getuigen te beïnvloeden of te belemmeren. Hetzelfde
probleem doet zich voor bij het slachtoffer. Klager is nog jong en heeft nog een hele toekomst voor zich. Klager moet op een gegeven moment ergens aan kunnen beginnen en dat kan door geen enkele partij worden ontkend. Het verlenen van verlof kan gezien
worden als een eerste stap naar een betere toekomst. Klager staat open voor begeleiding tijdens het verlof.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven dat klager in eerste aanleg is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk wegens mensenhandel. Klager is in hoger beroep
gegaan. Het feit is gepleegd in een proeftijd van een eerdere veroordeling. Klager heeft ook in dezelfde proeftijd een inbraak in een bedrijfspand gepleegd. Voorts heeft klager al eerder een straatroof gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep.
Hieruit
kan worden geconcludeerd dat er geen afspraken met hem zijn te maken en dat er een reële kans bestaat dat klager tijdens zijn verlof opnieuw strafbare feiten zal plegen. Klager heeft een verlofadres opgegeven en het slachtoffer woont ook in Rotterdam.
De vrijheid van een verdachte is een risico voor de slachtoffers. Dit geldt zeker in mensenhandel zaken.
De politie heeft geen bezwaar tegen het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager is veroordeeld wegens mensenhandel tot een gevangenisstraf van 28 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Zijn – fictieve - einddatum is gesteld op 26 februari 2016. Uit telefonische inlichtingen van de secretaris van de beroepscommissie bij
klagers casemanager L. van 2 november 2015 is gebleken dat de reclassering op 15 juli 2015 advies heeft uitgebracht. Klagers tweede en derde verlofaanvraag zijn respectievelijk in augustus en oktober 2015 afgewezen. Het beroep is gericht tegen de
afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag op 28 april 2015. Hij kan nog drie verlofaanvragen indienen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 19 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven