Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2590/GA en 15/2591/GA, 20 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2590/GA en 15/2591/GA

betreft: [klager] datum: 20 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere en

[...], verder te noemen klager, ingediend door mr. A. Baatenburg de Jong,

gericht tegen een uitspraak van 29 juli 2015 van de beklagcommissie bij de p.i. Almere, voor zover in beroep aan de orde,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. A. Baatenburg de Jong, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Almere,
[...], hoofd algemene zaken bij de p.i. Almere, en [...], casemanager bij voormelde inrichting. Klager, van wie geen woon- of verblijfplaats bekend is en derhalve via zijn advocaat is uitgenodigd, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof (AB-2015/218).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht. Klagers stelling dat zijn partner een miskraam heeft gehad en drie weken absolute rust moest houden is nooit met stukken
aangetoond. Ook zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de woning, alwaar zijn partner verbleef, ontruimd moest worden en dat klagers hulp daarbij derhalve noodzakelijk was. De casemanager heeft klager voorafgaande aan zijn verlofaanvraag op de
hoogte gebracht van het feit dat hij met stukken moest aantonen dat zijn partner een miskraam heeft gehad. In zijn aanvulling van 27 maart 2015 op de verlofaanvraag is vermeld dat zijn partner contact probeert te krijgen met de arts van het ziekenhuis
waar zij opgenomen is geweest. Klager was er dan ook ruim voor de beoogde verlofdatum van op de hoogte dat hij stukken moest overleggen. De casemanager heeft voorafgaande aan de beslissing nog contact opgenomen met wijkagent K.. Hij was niet bekend met
een miskraam. Voorts heeft klager nooit ingeschreven gestaan op het betreffende woonadres. Op dat adres is ook een hennepkwekerij aangetroffen. Bovendien had hij geen geldig identiteitsbewijs.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Bij de casemanager en de directeur was bekend dat klagers partner een miskraam heeft gehad. Uit de stukken blijkt niet direct dat hij hiervan stukken
moest overleggen. Van de inrichting mocht meer worden verwacht aangaande het controleren van de miskraam van zijn partner. Klager heeft verbleven op het betreffende woonadres. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. De schade die hij heeft
opgelopen door het niet toekennen van verlof is groot. Zijn gehele inboedel is vernietigd.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De politie heeft negatief geadviseerd ter zake van het verlofadres in verband met de vondst van een hennepkwekerij op dit adres en in verband met – volgens klager – bedreiging van zijn partner door de huisbaas.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van twee maanden, wegens gekwalificeerde diefstal. Klager is op 18 september 2015 in vrijheid gesteld.

Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij
zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof vóór 5 april 2015 om zijn partner te kunnen helpen bij de verhuizing naar een nieuwe woning. De beroepscommissie overweegt dat klager onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn
partner een miskraam heeft gehad en dat de woning voor 5 april 2015 leeg opgeleverd moest zijn, nu hiervan geen stukken zijn overgelegd. Ook als wel stukken zouden zijn overgelegd, dan zou dit nog niet zonder meer een grond voor incidenteel verlof
hebben opgeleverd. Onderbouwd zou moeten worden dat klagers aanwezigheid daarbij strikt noodzakelijk zou zijn geweest. Gezien het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot afwijzing van het verzoek niet als onredelijk of
onbillijk kan worden aangemerkt. Zij zal het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. Het beroep van klager gericht tegen het niet toekennen van een
tegemoetkoming zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gericht tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 20 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven