Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0176/SGA, 26 januari 2015, schorsing
Uitspraakdatum:26-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/176/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 26 januari 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 23 januari 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf
van opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen, ingaande op 23 januari 2015 om 14.15 uur en eindigende op 28 januari 2015 om 14.15 uur, wegens een (naar de voorzitter verstaat) te lage kreatininewaarde, ook na een herhalingsonderzoek.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 23 januari 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 26 januari 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Op grond van de door de directeur verstrekte inlichtingen is het volgende gebleken. Op 16 januari 2015 heeft verzoeker een urinecontrole
ondergaan.
Uit deze urinecontrole bleek dat verzoeker een te laag kreatininegehalte had, hetgeen volgens het geldende drugsontmoedigingsbeleid wordt opgevat als fraude en overeenkomstig het gebruik van harddrugs wordt gesanctioneerd. Ook uit het hierna gevolgde
herhalingsonderzoek bleek van een te laag kreatininegehalte. Op grond daarvan kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid beslissen onderhavige disciplinaire straf op te leggen. Aan de stelling van verzoeker dat er
sprake is van een dalende kreatininewaarde en dat deze daling vermoedelijk verband houdt met de omstandigheid dat ver-zoeker veel sport maar dat een andere, medische, buiten de verantwoordelijkheid van verzoeker liggende omstandigheid ook niet kan
worden uitgesloten, gaat de voorzitter voorbij nu verzoeker hieromtrent niets naders heeft aangevoerd. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 26 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven