Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2716/TA en 15/2804/TA, 7 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2716/TA en 15/2804/TA

betreft: [klager] datum: 7 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. R.A. Schenk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen twee uitspraken van 7 augustus 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de beroepen en klager en zijn raadsman mr. R.A. Schenk om de beroepen schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a het op 3 juni 2015 ontvangen van een pil waarbij de folie aan de achterzijde van de blisterverpakking open was
b het dagelijks verstrekken van medicatie zonder verpakking.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Zonder nadere motivering is klager medicatie uitgereikt die niet (meer) in de verpakking zat. Hierdoor is sprake van schending van het recht op
informatie over medische behandeling ex artikel 7:488 BW. Een patiënt heeft recht op informatie over de medicatie die hij ontvangt. Ook is sprake van schending van het recht op medische verzorging door het niet betrachten van de zorgplicht. Dit is ook
na het beklag nog voorgekomen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt gehandhaafd.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. In de onderhavige zaken is wat betreft de wijze van medicatieverstrekking geen sprake van het niet
betrachten, maar van de wijze van betrachten van de medische zorgplicht waartegen ex artikel 56, vierde lid, Bvt geen beklag openstaat. Naar het oordeel van de beroepscommissie is evenmin sprake van schending van artikel 7:488 BW (de beroepscommissie
begrijpt: 7: 448 BW, bc), nu daarin voor de hulpverlener, lees arts, een plicht tot informatie over een voorgenomen onderzoek, de voorgestelde behandeling, de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt
is neergelegd. Dat artikel heeft dus geen betrekking op de wijze van verstrekking van door de arts voorgeschreven medicatie door het personeel van de inrichting.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. Drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 7 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven