Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2711/GA, 3 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2711/GA

betreft: [klager] datum: 3 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M. Peeperkorn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 augustus 2015 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de locatie Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2015, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is gehoord de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC.
Klager heeft, blijkens een schriftelijke verklaring van 29 oktober 2015, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.
Klagers raadsvrouw heeft op 29 oktober 2015 telefonisch laten weten niet ter zitting van de beroepscommissie te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 12 augustus 2015, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder:
a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.

2. De standpunten
Namens klager is het volgende toegelicht. Er is geen noodzaak voor behandeling, nu er geen sprake is van gevaarzettend gedrag. Klager wil wel medicatie gebruiken, maar alleen in overleg.

Door de directeur is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Er is sprake van een persisterende paranoïde psychose, welke grotendeels de regie over klagers gedrag voert en volledig wat het risicovolle deel daarvan betreft. Inmiddels zijn nieuwe
gedragingen geconstateerd voor wat betreft het gevaarscriterium, namelijk gedurende een week dagelijks drinken van een schoonmaakmiddel en niet ingenomen medicatie sparen. Uitsluitend antipsychotica kunnen de hoofdoorzaak van het persisterende gevaar
genoegzaam doen afnemen. Het is niet relevant dat klager bereid is gebleken vrijwillig Lorazepam te accepteren, want de psychose dient behandeld te worden met een antipsychoticum en van het kortdurend accepteren van medicatie valt geen afname van het
gevaarscriterium te verwachten. De afgelopen twee maanden resulteerden zelfs niet in een kortdurend accepteren van medicatie. Momenteel gebruikt klager dus geen medicatie.

3. De beoordeling
Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur daarvoor een verklaring van de behandelend psychiater moet overleggen, alsmede een verklaring van een psychiater die de
gedetineerde daartoe kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde is gestoord in zijn geestvermogens en dat a-dwangbehandeling is aangewezen.

Alvorens de beslissing tot a-dwangbehandeling is genomen, heeft de directeur advies ingewonnen bij de behandelend psychiater van klager en bij een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht.

Uit die adviezen komt naar voren komt dat bij klager sprake is van een persisterende paranoïde psychose. Door het hieruit voortvloeiende gedrag vormt klager een gevaar voor zijn omgeving en voor zichzelf. Klager plakt regelmatig het luikje van zijn cel
af. Hij perforeerde met ijzerdraad een lippenstifthouder om daarmee vervolgens een brandplek op het raam te branden. Een geleend aardappelschilmesje verstopte klager onder zijn bed en van de hoes van het matras heeft hij een hemd gemaakt. Klager
weigert
adequate medische behandeling en gebruikt medicatie wanneer het hem uitkomt.

De niet bij klagers behandeling betrokken psychiater heeft geadviseerd eerst de dosis Lorazepam te verhogen alvorens tot dwangbehandeling over te gaan, op grond waarvan het door klager ingediende schorsingsverzoek werd toegewezen. Klagers behandelend
psychiater benadrukt dat behandeling met Lorazepam niet volstaat; behandeling met antipsychotica is noodzakelijk om het gevaar te doen afnemen.

Uit de onderliggende stukken en het verhandelde ter zitting maakt de beroepscommissie op dat behandeling met Lorazepam niet volstaat en dat behandeling met antipsychotica is aangewezen om klagers psychose te behandelen.

Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager een psychiatrische stoornis heeft, dat hij vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel 46a van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het
gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is het voor de beroepscommissie aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van
proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw voor de duur van drie maanden toe te passen kan derhalve niet worden
aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, R. van Benthem en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 3 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven