nummer: 15/2278/GA
betreft: [klager] datum: 3 december 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam,
gericht tegen een uitspraak van 16 juli 2015 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2015, gehouden in de locatie De Schie, zijn gehoord klager en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het onvoldoende compenseren van klager voor bedorven voedsel als gevolg van een alarmsituatie.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en nog geen tegemoetkoming vastgesteld, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 21 mei 2015 was er omstreeks 21.15 uur een acute alarmsituatie. Alle gedetineerden zijn daarbij ingesloten. Omdat de alarmsituatie langer duurde
dan het dagprogramma, zijn de gedetineerden niet meer uitgesloten. Het kan gebeuren dat een kookmoment niet kan worden afgemaakt door een alarmsituatie. Dat komt voor het risico van de gedetineerden. Alle gedetineerden krijgen iedere dag een maaltijd.
Daarop ziet de zorgplicht van de directeur. De gedetineerden kunnen ook in de winkel iets kopen en klaarmaken voor zichzelf of voor elkaar. In een situatie als de onderhavige wordt in beginsel geen vergoeding aangeboden, want er is sprake van
overmacht.
De inrichting is niet verplicht om te compenseren. In dit geval is uit coulance een compensatie van € 5,= aangeboden, omdat er voedsel moest worden weggegooid. Het beroep van de directeur is gericht tegen de overweging van de beklagcommissie dat de
door
de directeur aangeboden compensatie van € 5,= te weinig is.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er was geen sprake van een calamiteit, maar het personeel moest celcontroles uitvoeren. Klager was runderlappen aan het bereiden voor zijn kookclubje
bestaande uit zes personen. Hij kon de runderlappen niet meer in de koelkast leggen. De volgende dag was het voedsel bedorven. Het personeel had moeten aangeven dat de gedetineerden niet meer uitgesloten zouden worden, zodat hij het voedsel van het gas
kon halen en in de koelkast kon leggen. Een pakje van twee runderlappen kost € 7,= en klager had voor de maaltijd drie pakjes gekocht voor in totaal € 21,=. De kosten van de boodschappen worden afgeschreven van klagers rekening-courant. Hiervan
ontvangt
hij iedere week een afschrift, maar daarop staan alleen bedragen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de gedetineerden op 21 mei 2015 een half uur voor beëindiging van het dagprogramma zijn ingesloten en vervolgens niet meer zijn uitgesloten. Klager was op dat moment aan het koken en aan hem is geen mogelijkheid
geboden om zijn voedsel veilig te stellen. Het had op de weg van de directeur gelegen om er voor te zorgen dat de schade werd beperkt, althans beperkt kon worden. Niet is gebleken dat dit niet mogelijk was geweest, ook niet na afloop van de
alarmsituatie, ongeacht of dat na het moment van insluiting was. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat het bedorven, althans niet meer bruikbare, voedsel een waarde had van € 21,=. De door de directeur aangeboden compensatie kan derhalve
niet als redelijk en billijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal ongegrond worden verklaard. Nu de beklagcommissie nog geen oordeel heeft gegeven over de hoogte van de tegemoetkoming, zal de beroepscommissie dit wegens proceseconomische
redenen in eerste en enige aanleg afdoen. Gelet op bovenstaande zal zij aan klager een tegemoetkoming van € 21,= toekennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 21,= toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, R. van Benthem en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 3 december 2015.
secretaris voorzitter