Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2389/GA, 30 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2389/GA

betreft: [klager] datum: 3 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak van 15 juli 2015 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 oktober 2015, gehouden in de locatie De Schie, zijn gehoord klager, zijn raadsvrouw mr. S. van Hees en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie.

Klager heeft op 7 november 2015 een nadere reactie gestuurd. Een afschrift van deze reactie is aan de directeur gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens fysieke agressie naar een medegedetineerde;
b. het beëindigen van klagers functie als reiniger wegens bovengenoemde reden.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, heeft ten aanzien van beklagonderdeel a. nog niet beslist over een tegemoetkoming en heeft ten aanzien van beklagonderdeel b. geoordeeld dat de directeur binnen twee weken na verzending van de
uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Op 24 april 2015 is klager betrokken geweest bij een handgemeen met een medegedetineerde. In de fitnessruimte heeft klager de orde en rust verstoord en is daarom teruggestuurd naar de afdeling.
Tijdens het verlaten van de fitnessruimte heeft klager tegen een prullenbak geschopt en gezegd: ‘Oh, dan ga ik hem nu pakken.’ Enige tijd later is buiten het zicht van het personeel een handgemeen ontstaan in de recreatiezaal. Klager heeft het incident
gemeld en er is alarm geslagen. Gelet op het voorval is aan klager in verband met fysieke agressie naar een medegedetineerde de disciplinaire straf opgelegd. Hij is gesanctioneerd voor hetgeen in de fitnessruimte is voorgevallen. Met fysieke agressie
is
bedoeld dat klager de medegedetineerde wilde pakken. De aanleiding voor de straf was de combinatie van de aankondiging en het daadwerkelijke incident. De beslissing inzake klagers functie als reiniger is geen beslissing van de directeur geweest. Het
stond ook niet in de strafbeschikking. Het is geen onderdeel maar wel een gevolg van de opgelegde disciplinaire straf. Als de disciplinaire straf ten onrechte is opgelegd, is de beslissing tot beëindiging van klagers functie ook onterecht. Er is geen
sprake van een individuele beslissing.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens de fitness werd klager uitgescholden door een medegedetineerde. Klager is daarbij rustig gebleven. Desondanks werd ook hij
teruggebracht naar de afdeling. Daarbij heeft hij een prullenbak omver gelopen. Klager heeft gezegd: ‘Hij gaat mij nu opzoeken.’ Het is begrijpelijk dat het woord van een PIW-er zwaarder telt dan het woord van een gedetineerde. Maar hetgeen daarna in
de
keuken heeft plaatsgevonden bevestigt klagers verhaal juist. In beklag heeft de directeur aangevoerd dat de straf is opgelegd voor het bedreigende deel. In de strafbeschikking is opgenomen dat de disciplinaire straf is opgelegd wegens fysieke agressie
naar een medegedetineerde. Dit staat verkeerd in de strafbeschikking en dus ook in klagers penitentiair dossier. Door het voorval is klager zijn baan als reiniger kwijt geraakt. In de beklagprocedure heeft de beklagcommissie geoordeeld dat de directeur
binnen twee weken een nieuwe beslissing moest nemen. Dit heeft de directeur niet gedaan. Het daartegen ingestelde beklag is gegrond verklaard.
Klager wenst een vergoeding voor de dagen waarop hij de disciplinaire straf moest ondergaan en voorts een aanvulling op het salaris dat hij heeft verdiend op de arbeidszaal en in de keuken, nu dit salaris minder bedraagt dan het salaris van een
reiniger.

3. De beoordeling
Ten aanzien van beklagonderdeel a. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard. Nu de beklagcommissie nog geen
oordeel heeft gegeven over de tegemoetkoming, zal de beroepscommissie dit wegens proceseconomische redenen in eerste en enige aanleg afdoen. Gelet op bovenstaande zal zij aan klager een tegemoetkoming van € 37,50 toekennen.

Ten aanzien van beklagonderdeel b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie overweegt dat de intrekking van klagers baan als reiniger een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing betreft als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Door de directeur is aangevoerd dat de beëindiging
van klagers functie als reiniger een gevolg was van de opgelegde disciplinaire straf. Nu de disciplinaire straf niet had mogen worden opgelegd is daarmee de grondslag aan de beslissing tot beëindiging van klagers baan als reiniger komen te ontvallen.
Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard. Nu de beklagcommissie geen oordeel heeft gegeven over een tegemoetkoming, zal de beroepscommissie dit wegens proceseconomische redenen in eerste en enige aanleg afdoen. Zij zal aan
klager een tegemoetkoming van € 50,= toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van beklagonderdeel a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 37,50 toekomt.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van beklagonderdeel b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 50,= toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, R. van Benthem en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 3 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven