Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2777/GA, 30 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 15/2777/GA

betreft: [klager] datum: 30 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.L.C. Schoolderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F.L.C. Schoolderman, en
[...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de weigering toestemming te verlenen voor de invoer van een door klagers raadsvrouw aan te leveren usb-stick met daarop nieuwe processtukken (VU 2015-1019),
b. de beslissing van 15 mei 2015 dat klager enkel lege usb-sticks die door zijn raadsvrouw ten invoer worden aangeboden mag invoeren (VU 2015-1020),
c. de beslissing van 15 mei 2015 dat klager met aantekeningen gevulde usb-sticks niet meer rechtstreeks mag overdragen aan zijn raadsvrouw, maar dat de overdracht daarvan via de afdeling visitatie moet gebeuren (VU 2015-1021).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: anders dan de directeur stelt, verstrekt het Openbaar Ministerie (OM) geen aanvullende processtukken rechtstreeks aan klager. Het OM verstrekt nieuwe processtukken aan klagers raadsvrouw en zij heeft de
verantwoordelijkheid deze stukken aan klager ter beschikking te stellen. De directeur heeft een maximum gesteld aan de hoeveelheid papieren processtukken die klager in zijn ‘werkcel’ mag hebben. Het maximum is in zicht. De omvang van de nieuwe
processtukken is aanzienlijk. Het in papieren vorm aan klager verstrekken is niet mogelijk vanwege de restricties die de directeur heeft gesteld aan de omvang van het papieren dossier en overigens niet praktisch nu de raadsvrouw de stukken digitaal van
het OM krijgt aangeleverd. Het OM heeft klager eerder een usb-stick met digitale processtukken verstrekt, maar daarop staan de nieuwe processtukken niet. Het OM voert gemiddeld één of twee keer per jaar een update van de usb-stick uit. Als klager niet
over de nieuwe, zeer relevante, processtukken kan beschikken, kan hij zich niet voldoende voorbereiden op zijn strafzaak.
Ten aanzien van het beklag onder b: voorheen mochten lege usb-sticks ook door andere personen dan zijn raadsvrouw worden aangeleverd. De beslissing van de directeur van
15 mei 2015 dat lege usb-sticks vanaf dat moment alleen nog maar door klagers raadsvrouw mogen worden aangeleverd is onredelijk en onbillijk. De usb-sticks worden voor invoer altijd gecontroleerd en er hebben zich nooit problemen voorgedaan met de
invoer van usb-sticks door derden. Bovendien is de invoerprocedure voor advocaten en derden gelijk.
Ten aanzien van het beklag onder c: voorheen mocht klager, na toestemming van het afdelingshoofd, zijn usb-stick met aantekeningen tijdens bezoek rechtstreeks aan zijn raadsvrouw overdragen. Sinds 15 mei 2015 dient de uitvoer via de afdeling visitatie
te geschieden. Er is geen enkele reden om de eerdere procedure te wijzigen.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: er is geen regelgeving over de invoer van (gevulde) usb-sticks. De directeur heeft zich over de hiermee gepaard gaande risico’s laten voorlichten door deskundigen en die hebben de directeur geadviseerd de invoer van
een gevulde usb-stick niet toe te staan, omdat niet goed te controleren is wat er allemaal op een dergelijke usb-stick staat.
Ten aanzien van het beklag onder b: de raadsvrouw van klager heeft ‘het vertrouwen’ van de inrichting; een derde kan elke willekeurige persoon zijn. Als een stick wordt ingevoerd door een derde is extra controle vereist. De directeur wil de invoer van
usb-sticks, die in principe niet zijn toegestaan, zoveel mogelijk reguleren.
Ten aanzien van het beklag onder c: de directeur persisteert bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter. In aanvulling daarop heeft de directeur desgevraagd meegedeeld dat een gedetineerde een brief bestemd voor zijn advocaat tijdens
bezoek aan zijn advocaat mag overdragen, mits hiervoor van te voren toestemming is gevraagd aan en verkregen van het afdelingshoofd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft eerder overwogen (RSJ 26 januari 2011, 10/2382/GA) dat klager in staat moet worden gesteld om zich op zijn strafzaak voor te bereiden met behulp van daartoe geëigende middelen. Tegenover het belang van klager om zich goed te
kunnen voorbereiden op zijn strafzaak, staat het – niet minder zwaarwegende – belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Gezien de bijzondere situatie van klager – zoals beschreven in RSJ 27 november 2015, 15/2641/GA – zal de
directeur een werkwijze moeten ontwikkelen die recht doet aan zowel klagers belang(en) als de belangen van de inrichting. Dit betekent ook dat een redelijk en onderbouwd verzoek van klager betreffende de voorbereiding van zijn strafzaak inhoudelijk
moet
worden beoordeeld en niet zonder meer kan worden afgewezen onder verwijzing naar de algemeen geldende regelgeving.

Over het bezit en gebruik van usb-sticks zijn tussen klager en de directeur, mede naar aanleiding van bovenvermelde uitspraak van de beroepscommissie, de navolgende afspraken gemaakt. Klager mag onder zich houden: één usb-stick van het OM met daarop
digitale dossierstukken en één usb-stick waarop hij digitale aantekeningen kan maken. De laatstgenoemde usb-stick mag klager, na deze met aantekeningen te hebben gevuld, verstrekken aan zijn raadsvrouw. Indien klager die usb-stick aan zijn raadsvrouw
heeft overgedragen, zal het afdelingshoofd – die lege usb-sticks ten behoeve van klager bewaart – klager desgevraagd een lege usb-stick verstrekken.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Het (op 15 mei 2015 door de directeur afgewezen) verzoek van klager om een usb-stick met nieuwe processtukken te mogen invoeren valt buiten het bereik van
bovenvermelde afspraken tussen klager en de directeur over usb-sticks. Ter beoordeling staat of de directeur tot afwijzing van dat verzoek heeft kunnen komen.

Bij haar beoordeling gaat de beroepscommissie uit van de volgende feiten en omstandigheden. Het OM voert slechts één of twee keer per jaar een update uit van een usb-stick voor klager met daarop digitale processtukken. In de tussentijd verstrekt het OM
nieuwe processtukken digitaal aan klagers raadsvrouw die vervolgens de verantwoordelijkheid heeft om deze aan klager te verstrekken. Op het moment van klagers verzoek waren er ongeveer 25 ordners aan nieuwe processtukken bijgekomen en die processtukken
stonden niet op de door het OM aan klager geleverde usb-stick. De directeur heeft restricties gesteld aan de omvang van het papieren strafdossier van klager; in de inrichting mogen zes boodschappenkratten met stukken aanwezig zijn. Ten tijde van het
verzoek was het maximum in zicht.

Ter zitting heeft de directeur meegedeeld dat de invoer van een gevulde usb-stick een risico kan opleveren voor de orde en veiligheid in de inrichting, omdat het controleren daarvan niet goed mogelijk is.

Het gaat in casu om een usb-stick die met processtukken wordt gevuld en die wordt aangeleverd door klagers raadsvrouw.

In de memorie van toelichting op artikel 36 van de Pbw is vermeld dat onder poststukken in de zin van artikel 36 van de Pbw ook cassettebandjes alsmede andere informatiedragers worden begrepen. Dit betekent naar het oordeel van de beroepscommissie dat
de van de raadsvrouw afkomstige usb-stick, moet worden aangemerkt als een ‘geprivilegieerd poststuk’.

De beroepscommissie ziet geen wettelijke grond waarop de directeur deze wijze van postwisseling mag beperken. Gezien het vorenstaande dient de bestreden beslissing als in strijd met de wet te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan te maken zijn, ziet de beroepscommissie geen aanleiding voor het
toekennen van een tegemoetkoming.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager dient de usb-stick(s) waarop hij digitale aantekeningen mag maken zelf (leeg en in ongeopende verpakking) in te voeren. Sinds 15 mei 2015 mag klager
alleen nog lege usb-sticks invoeren die ten invoer worden aangeboden door zijn raadsvrouw.
Aangezien klager deze usb-stick(s) enkel mag gebruiken voor ‘communicatie’ met zijn raadsvrouw, is de beroepscommissie met de beklagrechter van oordeel dat het voor de hand ligt dat deze usb-sticks door klagers raadsvrouw ten invoer worden aangeboden.
Ter zitting heeft de directeur meegedeeld dat als een lege usb-stick wordt ingevoerd door een derde meer controle nodig is dan in het geval dat een lege stick wordt ingevoerd door klagers raadsvrouw. Gelet op dit laatste en nu niet is gebleken dat de
raadsvrouw niet in staat is lege usb-sticks ten invoer aan te bieden, is de beroepscommissie van oordeel dat deze ‘aanscherping’ van de afspraken niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De omstandigheid dat er blijkbaar nooit problemen
zijn geweest met lege usb-sticks die door derden ten invoer zijn aangeboden doet daaraan niet af. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op 15 mei 2015 heeft de directeur beslist dat klager vanaf dat moment zijn usb-sticks met aantekeningen niet meer eigenhandig tijdens bezoek aan zijn raadsvrouw
mag overhandigen, maar dat de overdracht daarvan via de afdeling visitatie dient te geschieden. De ‘nieuwe’ procedure houdt concreet het volgende in. Als klager zijn usb-stick met aantekeningen wil overdragen aan zijn raadsvrouw, dient hij deze (via
het
afdelingshoofd) voorafgaand aan het bezoek van zijn raadsvrouw aan te leveren bij de afdeling visitatie. Na het bezoek kan klagers raadsvrouw de usb-stick (bij de afdeling visitatie) in ontvangst nemen.

In paragraaf 3.8.1 (over persoonlijk bezoek) van de (destijds geldende) huisregels van de p.i. Vught is, voor zover hier van belang, bepaald: “Evenmin is het toegestaan om zonder uitdrukkelijke toestemming zaken aan uw bezoek te overhandigen, dan wel
mee te geven.” De beroepscommissie gaat ervan uit dat deze regel – ook al is deze niet nog eens expliciet vermeld in de paragraaf (3.8.2) die gaat over geprivilegieerd bezoek – ook geldt voor bezoek van advocaten. De huisregels sluiten het rechtstreeks
overdragen van een voorwerp door een gedetineerde aan zijn advocaat dus niet uit en de directeur heeft ter zitting verklaard dat het rechtstreeks overdragen van een brief aan de advocaat in de praktijk ook wel eens wordt toegestaan, mits van te voren
toestemming is gevraagd aan en goedkeuring is verkregen van het afdelingshoofd.

Zoals hiervoor reeds is overwogen is in de memorie van toelichting op artikel 36 van de Pbw vermeld dat onder poststukken in de zin van artikel 36 van de Pbw ook cassettebandjes alsmede andere informatiedragers worden begrepen. Dit betekent dat de
usb-stick waarop klager aantekeningen ten behoeve van zijn raadsvrouw maakt, moet worden aangemerkt als een ‘geprivilegieerd poststuk’. Ingevolge artikel 36, tweede lid, tweede volzin, van de Pbw mag een geprivilegieerd poststuk enkel in het bijzijn
van
de betrokken gedetineerde op aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen worden onderzocht en ingevolge artikel 36, derde lid, in verbinding met artikel 37, eerste lid, van de Pbw mag op de inhoud van een geprivilegieerd poststuk geen toezicht worden
uitgeoefend.

Hoewel de beroepscommissie begrijpelijk acht dat de directeur, met het oog op het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, in het algemeen enige mogelijkheid tot controle op uit te voeren usb-sticks wil houden, wordt met de
bestreden werkwijze de mogelijkheid gecreëerd om (de inhoud van) de usb-stick te onderzoeken buiten klagers aanwezigheid. Indien de directeur die mogelijkheid niet wenst te benutten, ontvalt het door haar gestelde belang aan de door haar voorgestane
werkwijze. De beroepscommissie merkt verder nog op dat het rechtstreeks uitwisselen van een usb-stick tussen klager en zijn raadsvrouw blijkbaar nooit tot problemen heeft geleid. De bestreden beslissing is gelet op het voorgaande naar het oordeel van
de
beroepscommissie niet redelijk en niet billijk. Derhalve zal het beroep gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing van de directeur zal worden
vernietigd en de directeur zal worden opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen over de wijze van uitvoer van door klager gevulde en voor de
raadsvrouw bestemde usb-sticks.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de bestreden beslissing van de directeur en draagt
de
directeur op om met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen over de wijze van uitvoer van door klager gevulde en voor zijn raadsvrouw bestemde usb-sticks.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Waarden, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 30 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven