Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3105/GV, 27 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3105/GA

betreft: [klager] datum: 27 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 september 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 november 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, is gehoord klagers raadsman mr. N. Hendriksen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de p.i. Achterhoek heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, een ordemaatregel van 14 dagen observatie door middel van cameratoezicht ingaande 26 maart 2015 vanwege het ernstige vermoeden dat klager een mobiele telefoon opslaat in lichaamsholten.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Destijds speelde een aantal incidenten rondom klager. Er liepen veel klachtzaken. Het begint met het uitslaan van de mobifinder bij de cel van klager. De mobifinder is niet een accuraat apparaat en het feit dat deze uitsloeg bij de cel van klager is
dan
ook geen concreet bewijs dat zich in de cel van klager een mobiele telefoon zou bevinden. Daarna is klager gevisiteerd en moet hij naakt door de metaaldetector en deze gaat af. Klager had een metalen voorwerp bij zich en heeft dit afgegeven. Uit de
stukken blijkt niet dat klager daarna nog een keer door de metaaldetectie is gegaan om te controleren of deze nog steeds afging. Er bestond in ieder geval geen aanleiding meer voor de verdenking dat klager een telefoon bij zich had. Het opleggen van
cameratoezicht in een isoleercel is dan een zware beslissing.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24a, eerste lid, van de Pbw kan de directeur, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een afzonderingscel verblijft, dag en
nacht
door middel van een camera wordt geobserveerd.

De beroepscommissie stelt op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen vast dat klager, nadat de mobifinder bij zijn cel uitsloeg en inrichtingsmedewerkers hem hoorden praten in zijn cel, is gevisiteerd en naakt door de
metaaldetector is gegaan. De metaaldetector piepte ter hoogte van zijn middel. Klager droeg een metalen plaatje bij zich en heeft dat afgegeven aan het personeel. Niet blijkt dat klager daarna nog een keer door de metaaldetector is gegaan om te
controleren of deze nog steeds afging. Nu dit niet is gebeurd was er naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aanleiding voor de beslissing om klager 14 dagen cameratoezicht op te leggen in een afzonderingscel.
Het beroep is derhalve gegrond en aan klager zal een tegemoetkoming van €140,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 140,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 27 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven