Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1965/GA, 24 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1965/GA

betreft: [klager] datum: 24 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Polman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 juni 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 oktober 2015, gehouden in de p.i. Leeuwarden, zijn gehoord klagers raadsman mr. B.J. Polman, en [...] en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur respectievelijk afdelingshoofd. In verband met
veiligheidseisen rondom het vervoer van klager (zogenaamd BOT-vervoer) kon klager niet naar de zitting worden vervoerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlengingen per 7 april en 7 mei 2015 van de op 4 december 2014 opgelegde toezichtmaatregelen in het kader van klagers plaatsing op de GVM-lijst.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klagers raadsman heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager maakt bezwaar tegen de bij de beklagcommissie gevolgde procedure en wijze van afdoening. In het belang van deze procedure is het vanwege
het vertrouwen dat gesteld moet kunnen worden van belang dat er sprake is van enige onafhankelijkheid van de beklagcommissie. Klager heeft geen vertrouwen in de afdoening door mr. Harmeijer als alleensprekend beklagrechter, nu hij voormalig lid van het
Openbaar Ministerie is, en geen lid is met rechtspraak belast. Los hiervan wordt klager nergens meer aangevoerd, op die manier wordt hem de mogelijkheid afgenomen zelf zijn processen bij te wonen.
Klager is het niet eens met de opgelegde toezichtmaatregelen en dat hij moet luchten in een luchtkooi. Bij de verlenging van de toezichtmaatregelen is geen sprake geweest van een voldoende deugdelijke en persoonlijke belangenafweging. De gegeven
motivering schiet tekort. Bij de verlenging van de toezichtmaatregelen valt de directeur terug op twee GRIP-rapportages van 2 juli 2013 en 8 mei 2014. In de door de directeur aangehaalde GRIP-rapportages staat CIE-informatie die dateert van 2007. In
sommige gevallen is de informatie niet geverifieerd. In de uitspraak RSJ 22 oktober 2012, 12/1927/GB heeft de beroepscommissie omtrent klagers verblijf in de EBI reeds geoordeeld dat de verlenging van zijn verblijf aldaar niet gerechtvaardigd was op
basis van dezelfde oude GRIP-informatie, omdat onvoldoende duidelijk was welke externe informatie sinds de informatie van het GRIP een verlenging van het verblijf in de EBI rechtvaardigt. Inmiddels wordt nog steeds dezelfde GRIP-informatie gebruikt. De
directeur heeft nagelaten actuele informatie op te vragen bij het GRIP. Evenmin is de directeur bij de landelijk officier nagegaan of de oude GRIP-informatie nog voldoende actueel, betrouwbaar en concreet is. Daarnaast gedraagt klager zich in de
inrichting goed. Dit zou in het voordeel van klager moeten meewegen in de belangenafweging.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij het opleggen van de maatregelen is zowel het goede gedrag van klager als het advies van het GRIP meegewogen. In tegenstelling tot het advies
van
het GRIP om geen bezoek zonder toezicht toe te staan, is rekening houdend met de positie van klager en zijn goede gedrag toegestaan dat klager zijn dochter zonder toezicht kan ontvangen. Een recent GRIP-rapport van 1 juli 2015 bevestigt de door de
directeur aangedragen argumenten voor het opleggen van de toezichtmaatregelen.
De luchtplaats bevindt zich tegen de buitenmuur. Vanwege deze gebouwelijke situatie wordt klager in een luchtkooi in de gelegenheid gesteld te luchten. De directeur spreekt klager regelmatig.

3. De beoordeling
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de samenstelling van de beklagcommissie en de gevolgde procedure, kan niet tot gegrondheid van het beroep leiden. In beroep wordt het beklag opnieuw beoordeeld.

De directeur heeft besloten tot verlenging van de toezichtmaatregelen in verband met klagers plaatsing op de GVM-lijst. Deze maatregelen betreffen volgens de overgelegde schriftelijke mededeling:
- individueel bezoek met toezicht;
- vooraf advies aanvragen over bezoekers aan GRIP;
- opnemen, afluisteren, vertalen gesprekken bezoek en indien nodig zenden aan GRIP;
- opgenomen gesprekken indien nodig toezenden aan GRIP;
- inhoudelijke controle, kopiëren en indien nodig toezenden brieven poststukken aan GRIP;
- uitgebreide celinspectie: twee keer per maand;
- bijzondere celinspectie op indicatie;
- individueel luchten en sporten.

Klager is op woensdag 3 december 2014 overgeplaatst vanuit de p.i. Leeuwarden naar de p.i. Almere. Klager heeft een hoog risicoprofiel, hetgeen op grond van het beleid gedetineerden met vlucht- of maatschappelijk risico (circulaire van de Minister van
Justitie van 13 oktober 2010 met nr 5645409/10) inhoudt, dat aan klager in beginsel enkele specifieke in de circulaire benoemde toezichtmaatregelen toegepast dienen te worden. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient de directeur
voorafgaande aan zijn beslissing tot het opleggen van de toezichtmaatregelen een eigen belangenafweging te maken.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in voldoende mate een eigen belangenafweging heeft gemaakt. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf voor betrokkenheid bij meerdere liquidaties. Klager wordt
verdacht
van deelname aan een criminele organisatie. Het hoger beroep in de strafzaak loopt nog.
In de GRIP-rapportages van 8 mei en 18 december 2014 wordt een nadere toelichting gegeven op de strafzaak. In beide rapportages wordt geconcludeerd dat klager een vluchtgevaarlijke gedetineerde is en in staat is om hulp van buitenaf te organiseren. In
de meer recente GRIP-rapportage van 1 juli 2015 wordt dit beeld bevestigd. Zo wordt in deze rapportage gesteld dat klager beschikt over een groot netwerk van contacten en kan beschikken over grote hoeveelheden geld. In maart 2015 zou klager een
bankrekening hebben geopend om vanuit Spanje geld te laten overmaken, ongeveer 260.000 euro. Bij zijn afweging klager te laten luchten in een luchtkooi heeft de directeur betrokken het feit dat de luchtplaatsen in de p.i. Almere zijn gelegen aan de
buitenkant van het complex. Verder heeft de directeur gelet op klagers positieve gedrag en zijn positie toegestaan dat klager zijn dochter zonder toezicht mag ontmoeten. Tegen deze achtergrond kan de beslissing van de directeur bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. Holten, voorzitter,
mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 24 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven