Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2214/TA, 30 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2214/TA

betreft: [klager] datum: 30 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G. Doornbos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 juni 2015 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman
mr. M.G. Doornbos om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het insluiten van klager tijdens de programmaonderdelen waaraan hij, als gevolg van zijn staking, niet deelneemt.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager was toegezegd dat hij corveewerkzaamheden (uitpakken van boodschappen) tijdens programmablokken mocht verrichten en dat hij voor deze
werkzaamheden een vergoeding behoort te krijgen. Na een maand kreeg klager te horen dat hij geen vergoeding kreeg, waarna hij in staking is gegaan. Als reactie op de staking is klager ingesloten. Zijn insluiting moet worden bezien in het licht van het
bepaalde in artikel 56, eerste lid onder e, van de Bvt. Klagers klacht over het niet uitbetalen van een vergoeding is gegrond verklaard, zodat gesteld kan worden dat sprake was van een gerechtvaardigde staking. Door de insluiting wordt klager beperkt
in
zijn recht om zich vrij te bewegen in de inrichting. In de Bvt is geregeld dat op grond van wettelijke bepalingen een inbreuk op die bewegingsvrijheid kan worden gemaakt. Insluiting wegens een gerechtvaardigde staking valt daar niet onder. Staking is
geen omstandigheid op grond waarvan klagers recht op bewegingsvrijheid kan worden beperkt. Van weigering om deel te nemen aan blokken, als bedoeld in artikel 8.1.12 van de kliniekregels, is overigens geen sprake nu klager in die tijd werkzaamheden ten
aanzien van de boodschappen doet. Gelet op het vorenstaande moet de insluiting als reactie op de staking worden gezien als een beperking van een recht, zodat klager ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het was klagers eigen keuze om zijn blokken al dan niet te volgen. Aan het niet volgen van blokken, wat daar ook de reden voor
is,
kleeft nu eenmaal de consequentie van insluiting. De inrichting kan zich derhalve verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Het (overeenkomstig de inrichtingsregels) insluiten van klager gedurende programmaonderdelen waaraan hij, als gevolg van zijn staking, niet deelneemt, kan niet worden aangemerkt als een beperking van de bewegingsvrijheid die op grond van artikel 56 of
57 van de Bvt vatbaar is voor beklag. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 30 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven