nummer: 15/1672/TA
betreft: [klager] datum: 25 november 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van26 mei 2015 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 oktober 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. R. Polderman, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...] en [...].
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het voortduren van het verblijf op de ZIZ-afdeling Olivijn door niet in te gaan op het verzoek om overplaatsing naar de reguliere afdeling Koraal op 10 februari 2015,
b. de beslissing tot verlenging van het verblijf op de ZIZ-afdeling Olivijn op 21 april 2015.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft ten onrechte te lang op de ZIZ-afdeling verbleven.
Klager had een stoel naar een staflid gegooid nadat hij eerst door dat staflid was geduwd, en heeft dat staflid daarbij niet geraakt. Een en ander is uitgesproken en heeft verder geen gevolg gekregen. De incidenten van maart/april 2014 hebben tot een
sepot van het OM geleid. Klager heeft structuur nodig, maar dat had hem ook buiten de afdeling Olivijn gegeven kunnen worden. Na die incidenten van maart/april 2014 is klager incidentvrij geweest en was hij voorspelbaar in zijn gedrag. Niet is gebleken
dat klager niet met teleurstellingen kon omgaan. Klager draaide gewoon mee. Klager kreeg de gelegenheid om buiten de afdeling Olivijn blokken te volgen. Terwijl er niets voor klager veranderd is, verblijft hij pas vanaf 12 augustus 2015 op de afdeling
Jade. Klager had in het licht van het vorenstaande al eerder naar de afdeling Jade overgeplaatst moeten worden. Verzocht wordt het beklag inhoudelijk gegrond te verklaren en klager voor de periode van 10 februari 2015 tot 12 augustus 2015 te
compenseren. Tevens wordt verzocht het beklag formeel gegrond te verklaren, daar klager niet is gehoord in de zin van de wet ten aanzien van de voorgenomen beslissing zijn ZIZ-verblijf op 21 april 2015 te verlengen. De in de schriftelijke mededeling
opgenomen opmerking van klager: “Ja, dat dacht ik wel” is slechts een reactie op de mondelinge mededeling van de verlenging van zijn verblijf op de ZIZ-afdeling.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager hoorde wel thuis op de ZIZ-afdeling omdat hij niet op een andere afdeling kon functioneren. Klager was nergens te
handhaven
en moest uit Oldenkotte geplaatst worden vanwege incidenten met klager in die kliniek. Klager is een norse, verbaal zeer agressieve man. Vrij onverwacht vonden in de inrichting fysiek agressieve incidenten plaats. Klager gooide met een stoel naar de
staf en heeft gevochten met een staflid. Bij voortduring was sprake van verzet en niet willen meewerken aan behandeling. Klager wilde naar een longstayvoorziening, maar er zijn ook enkele momenten geweest waarop over behandeling kon worden gesproken.
In
februari 2015 is een stappenplan opgesteld om te kunnen komen tot onbegeleide bewegingsvrijheid in de inrichting. Niet is ingegaan op klagers verzoek om overplaatsing naar de reguliere afdeling Koraal, omdat werd voorzien dat dit een grote druk op
klager zou leggen en hij dit niet aankon. Uiteindelijk is meegegaan in klagers longstaywens en is op 31 maart 2015 besloten klager aan te melden voor een longstayplaatsing. Via het stappenplan kon klager vaak van de afdeling Olivijn af om met name
sportblokken te volgen. Doordat klager tegemoet is gekomen in zijn longstaywens en er geen behandeldruk meer is, heeft klager een stukje vertrouwen gekregen en kan op die grond met hem worden omgegaan. Op 21 april 2015 is het verblijf op de
ZIZ-afdeling
nog verlengd, omdat bekeken moest worden of afspraken met klager te maken waren en of klager zich kon handhaven met een longstayperspectief. Klager is op 12 augustus 2015 geplaatst op de afdeling Jade, een afdeling met heel veel structuur. Dat kon
zeker
niet eerder omdat klager geen groepsmomenten heeft gevolgd.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep door klagers raadsman is aangevoerd over het niet horen van klager met betrekking tot de beslissing van 21 april 2015 kan niet leiden tot een ander oordeel dan door de beklagcommissie op dit punt is gegeven. Het beroep zal in zoverre
ongegrond worden verklaard.
Klagers verblijf op de ZIZ-afdeling Olivijn kon naar het oordeel van de beroepscommissie op 10 februari 2015 in redelijkheid worden voortgezet nu klager volgens de inrichting niet aan behandeling wilde meewerken, niet of nauwelijks aan groepsmomenten
meedeed en bij een overplaatsing naar een reguliere behandelafdeling al snel overvraagd zou worden met mogelijke escalatie als gevolg.
Ook op 21 april 2015 kon het verblijf op die afdeling in redelijkheid nog worden voortgezet. Weliswaar was klager op 31 maart 2015 voorgedragen voor plaatsing in een longstayvoorziening, maar het is in het licht van het beschreven verloop van de
voorgaande periode van verblijf in de inrichting niet onredelijk te achten dat de inrichting eerst wilde bekijken of klager zich in het perspectief van een toekomstige longstayplaatsing in de huidige inrichting kon handhaven en of afspraken met hem
gemaakt konden worden. De beroepscommissie is echter niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan die periode van onderzoek langer dan zes weken na de longstayvoordracht op 31 maart 2015 heeft moeten duren en klager eerst op 12 augustus
2015 naar de afdeling Jade, een afdeling met veel structuur, kon worden overgeplaatst. De omstandigheid dat klager niet aan groepsmomenten deelnam is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende om hem niet eerder naar de – veel structuur
biedende – afdeling Jade over te plaatsen. Zij zal daarom het beroep ten aanzien van de voortzetting van klagers verblijf op de ZIZ-afdeling tot zes weken na 31 maart 2015, 13 mei 2015, ongegrond verklaren, maar gegrond verklaren voor zover het
verblijf
op de ZIZ-afdeling nadien, derhalve van 13 mei 2015 tot 12 augustus 2015, is voortgezet.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing vanaf 13 mei 2015 tot 12 augustus 2015 niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te
bepalen.
De beroepscommissie stelt deze vast op € 2,= per dag van voortgezet verblijf in genoemde periode, zijnde een bedrag van in totaal € 182,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover dat ziet op de voortzetting van het verblijf op de ZIZ-afdeling tot13 mei 2015 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep betreffende de periode van voortgezet verblijf op de ZIZ-afdeling van 13 mei 2015 tot 12 augustus 2015 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 182,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. Dr. H.J.C. van Marle en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 25 november 2015.
secretaris voorzitter