Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1350/TP, 18 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:18-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1350/TP

betreft: [klager] datum: 18 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 8 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.C.H.W. Janssen, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. C.H.W. Janssen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 15 juli 2002 verlengd tot 13 oktober 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 6 april 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 21 april 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid te Arnhem.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 21 augustus 2001 besloten tot plaatsing van klager in Hoeve Boschoord te Boschoord. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verbleef ten tijde van het beroep ruim veertien maanden als passant in het h.v.b. Door de Raad is bepaald dat een passantentermijn van meer dan twaalf maanden onaanvaardbaaris. De beslissing van de Minister om klagers passantentermijn nogmaals te verlengen is derhalve evident onrechtmatig. Gezien de reguliere wachtlijst van Hoeve Boschoord is het eind van die termijn bovendien nog lang niet in zicht.De detentie, en met name de uitzichtloosheid daarvan, valt klager erg zwaar. Klagers psychische conditie loopt terug en beïnvloedt zijn behandelbaarheid in negatieve zin. Klager dient dan ook met voorrang in een tbs-inrichting teworden geplaatst. Overigens is de gemiddelde passantentermijn niet bekend bij klager, zodat niet te controleren valt of andere tbs-passanten langer of korter wachten.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel ongegrond zijn. Klager is tijdig, namelijk op 27 juni 2002, gehoord. Het hoorverslag dateert van 27 juni 2002. De verlengingsbeslissing is tijdig aan klager meegedeeld bij brief van 1 juli 2002, welke eveneenstijdig aan klager is uitgereikt op 3 juli 2002.
Het beroep zal ook materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager vijftien maanden in een h.v.b. Eendergelijke duur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is. Wel is klager een aanbod tot financiële tegemoetkoming gedaan. Op 16 april 2002 heeft klager aangegeven van dit aanbodte willen gebruikmaken.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Klager verbleef ten tijde van de bestreden beslissing op deBijzondere Zorg afdeling van het h.v.b. Arnhem-Zuid. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissingvanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen omtrent een onhoudbare psychische conditie of detentieongeschiktheid ontvangen. Op 28 augustus 2002 is de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Arnhem verzocht de Ministerte berichten omtrent de vraag of voortgezet verblijf in een h.v.b. verantwoord is met het oog op klagers psychische conditie. Bij ontvangst van de medische verklaring zal de Minister deze per ommegaande aan de Raad doen toekomen.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing vijftien maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit gevalals onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

Uit de medische verklaring van 16 september 2002 en de consultbrief van 24 september 2002 van de FPD te Arnhem blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in het h.v.b.als onverantwoord moest worden beschouwd.
Er bestond derhalve ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager tenspoedigste daadwerkelijk in Hoeve Boschoord dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.

Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,=per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. twaalf maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken vaneen periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. twaalf maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na hetverstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 18 november 2002

secretaris voorzitter

Naar boven