Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1448/TB, 23 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1448/TB

betreft: [klager] datum: 23 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 7 mei 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman, mr. R. Polderman, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 24 juli 2008 geplaatst in De Rooyse Wissel. Op 21 oktober 2008 is hij overgeplaatst naar FPC Dr. S. van
Mesdag te Groningen (hierna: Van Mesdag). Vervolgens is hij op 7 juli 2011 overgeplaatst naar FPC De Kijvelanden, op 10 juni 2013 naar FPC Veldzicht en op
17 juli 2014 (wederom) naar de Van Mesdag.
Op 26 februari 2015 heeft klager een verzoek tot overplaatsing ingediend.
Op 4 maart 2015 heeft ook de Van Mesdag een verzoek tot overplaatsing ingediend.
De Staatssecretaris heeft op 7 mei 2015 beslist klager over te plaatsen naar De Rooyse Wissel, welke overplaatsing op 8 mei 2015 is gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar De Rooyse Wissel, omdat klager een behandelverleden in De Rooyse Wissel heeft en deze inrichting ver van de regio van klagers netwerk
af
ligt. Klagers netwerk bevindt zich in het noorden van het land. Hij had geplaatst willen worden in een inrichting die dichter bij zijn netwerk in de buurt ligt, zoals FPC Veldzicht, FPC Van der Hoeven Kliniek of FPC Oostvaarderskliniek. Niet gebleken
is
dat een spoedoverplaatsing nodig was. Klagers behandeling in De Rooyse Wissel komt thans niet van de grond. Er wordt nu een ‘longstay-aanvraag’ voorbereid en klagers behandelaar heeft te kennen gegeven dat de behandeldruk ervan af wordt gehaald. Klager
heeft laten weten dat hij zich ermee kan verenigen dat hij niet meer wordt behandeld en dus dat hij in de longstay zal worden geplaatst.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. De Van Mesdag heeft het overplaatsingsverzoek ingediend omdat sprake was van een complexe situatie tussen klager en een medepatiënt. Klager was erachter gekomen dat de
medepatiënt een aangetrouwd familielid van klager heeft omgebracht. Dit zorgde voor veel spanning en stress bij klager. Door middel van begeleidingsconstructies en afspraken over de momenten waarop klager en de medepatiënt op de afdeling mochten komen,
is geprobeerd te voorkomen dat klager en de medepatiënt elkaar zouden tegenkomen, maar deze maatregelen bleken niet voldoende te zijn. De spanning bij klager liep dusdanig hoog op dat het niet meer verantwoord werd geacht hem onbegeleid door de
inrichting te laten gaan. Klager heeft te kennen gegeven dat hij de orde en veiligheid niet kan garanderen en heeft op enig moment uitgesproken de betreffende medepatiënt te zullen vermoorden. Door de alsmaar toenemende spanning, was er sprake van een
onhoudbare situatie. Gelet hierop was het zaak klager zo snel mogelijk over te plaatsen naar een andere inrichting. De Rooyse Wissel was de eerste inrichting die plaats voor klager had. In tegenstelling tot wat klager heeft aangevoerd vormt zijn
behandelverleden in De Rooyse Wissel geen contra-indicatie voor plaatsing aldaar. Klager heeft slechts drie maanden in die inrichting verbleven en is overgeplaatst omdat daar een familielid van het slachtoffer van het door klager gepleegde delict
verbleef. Dit familielid verblijft nu niet meer in de Rooyse Wissel. Plaatsing in een inrichting (meer) in de regio van klagers netwerk was op het moment van overplaatsing niet mogelijk, omdat in die inrichtingen op korte termijn geen plekken
beschikbaar waren. Klager heeft de wens geuit te worden overgeplaatst naar Altrecht of De Gaarshof, maar in die inrichtingen is het benodigde beveiligingsniveau niet voorhanden. Gelet op het vorenstaande is de beslissing op goede gronden genomen.
Overigens is het de vraag of klager (proces)belang heeft bij zijn beroep, aangezien de longstay-status voor klager zal worden aangevraagd en een overplaatsing naar een longstayvoorziening van de Pompestichting in het verschiet ligt.

4. De beoordeling
Namens de Staatssecretaris is ter zitting naar voren gebracht dat het de vraag is of klager nog (proces)belang heeft bij zijn beroep, nu een overplaatsing naar de longstayvoorziening van de Pompestichting in het verschiet ligt. De beroepscommissie is
van oordeel dat klager (proces)belang heeft bij zijn beroep, nu niet is gebleken dat hem de longstay-status al is toegekend of dat reeds is beslist tot overplaatsing naar de Pompestichting. De beroepscommissie zal het beroep dan ook inhoudelijk
behandelen.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Zowel klager als de Van Mesdag heeft de Staatssecretaris verzocht om overplaatsing van klager. Beide verzoeken waren ingegeven door de in de inrichting ontstane complexe en dreigende situatie tussen klager en een medepatiënt.
Uit de toelichting op het overplaatsingsverzoek van de Van Mesdag van 4 maart 2015 komt het volgende naar voren. Bij klager is veel spanning en stress ontstaan nadat hij erachter kwam dat een medepatiënt een aangetrouwd familielid van hem heeft
omgebracht. De inrichting heeft maatregelen genomen teneinde contact tussen klager en de betreffende medepatiënt zoveel mogelijk te voorkomen, maar de genomen maatregelen bleken niet voldoende te zijn. Op den duur liep de spanning bij klager zo hoog op
dat het niet verantwoord meer werd geacht om hem zonder begeleiding over de afdeling te laten gaan. Klager heeft gezegd dat hij de orde en veiligheid in de inrichting niet kan garanderen en op enig moment heeft hij uitgesproken de betreffende
medepatiënt te zullen vermoorden. Volgens de inrichting was sprake van een onhoudbare situatie. De inrichting heeft voorts te kennen gegeven dat indien klager niet op korte termijn wordt overgeplaatst, de inschatting is dat de situatie zou kunnen
escaleren in een ernstig incident.

Op grond van het vorenstaande heeft de Staatssecretaris naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen beslissen dat een spoedige wegplaatsing uit de Van Mesdag en (dientengevolge) een versnelde overplaatsing naar een andere
inrichting,
met het oog op het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de Van Mesdag, noodzakelijk was. Namens de Staatssecretaris is naar voren gebracht – en dit is niet bestreden – dat De Rooyse Wissel als eerste inrichting een plaats voor klager
had. Deze inrichting ligt weliswaar niet in (de buurt van) de regio van klagers netwerk, maar de Staatssecretaris heeft in dit geval in redelijkheid kunnen beslissen om het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de Van Mesdag te laten
prevaleren boven het, in het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014 vermelde, uitgangspunt van regionale plaatsing, zodat de beslissing om klager over te plaatsen naar de inrichting waar als eerste een plaats voor hem beschikbaar was – in dit geval De
Rooyse Wissel – niet onredelijk of onbillijk is. De omstandigheid dat klager eerder ongeveer drie maanden in De Rooyse Wissel heeft verbleven kan aan dit oordeel niet afdoen, nu klager geen omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan
redelijkerwijs
kan worden geoordeeld dat sprake zou zijn van (een) contra-indicatie(s) voor plaatsing in De Rooyse Wissel. Overigens merkt de beroepscommissie op dat klager in zijn verzoek om overplaatsing geen voorkeur voor een bepaalde tbs-inrichting kenbaar heeft
gemaakt.
Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 23 september 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven