nummer: 15/1128/TB
betreft: [klaagster] datum: 22 september 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een beslissing van 31 maart 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is gehoord namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en
Justitie.
Klaagsters raadsman, mr. S.O. Roosjen, heeft op 24 augustus 2015 schriftelijk meegedeeld dat hij noch klaagster ter zitting van de beroepscommissie zal verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klaagster na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting (locatie Zeeland), hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klaagsters verblijf in genoemde
longstayvoorziening, met vaststelling van het individuele beveiligingsniveau als hoog.
2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klaagster is op 16 november 1999 geplaatst in FPC Oostvaarderskliniek, op 13 april 2000 overgeplaatst naar Hoeve Boschoord en op
5 januari 2006 overgeplaatst naar FPC Oldenkotte. Op 14 juli 2008 is klaagster geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht. Bij beslissing van 30 december 2011 heeft de Staatssecretaris klaagsters verblijf in de longstayvoorziening van FPC
Veldzicht gecontinueerd. Op 20 november 2014 is beslist tot overplaatsing van klaagster naar de longstayvoorziening van de Pompestichting, locatie Zeeland. Op
31 maart 2015 heeft de Staatssecretaris beslist tot voortzetting van klaagsters verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting.
3. De standpunten
Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. Klaagster onderkent dat zij last heeft van allerlei problemen en onderschrijft de over haar uitgebrachte diagnose, maar vraagt zich af of een verblijf in een longstayvoorziening de enige mogelijkheid
voor haar is. Zij hoopt via een traject op een behandelafdeling in aanmerking te kunnen komen voor een uitplaatsing naar een andere locatie, waar zij meer vrijheden kan genieten en een kwalitatief beter leven kan leiden. De afgelopen periode heeft
klaagster een positieve ontwikkeling doorgemaakt: er hebben relatief weinig grote incidenten plaatsgevonden en de incidenten die plaatsvonden waren met name gericht op zichzelf. Daarnaast is klaagster zich beter bewust geworden van haar problematiek en
de rol die medicatie daarbij kan spelen. De Staatssecretaris heeft te weinig gedaan met deze constatering. In de omstandigheid dat klaagster niet agressief is jegens derden kan een argument worden gevonden om klaagster naar een minder beveiligde
setting
over te plaatsen. In de pro justitia rapportage heeft de psychiater vermeld dat klaagster mogelijk traumagerelateerde behandeling zou kunnen ondergaan en dat, als zij hiervan kan profiteren, een toekomstige behandeling op een behandelafdeling te
overwegen zou zijn. Hiervoor is het volgens de psychiater nog te vroeg, maar de psychiater is veel te voorzichtig; er moet meer ingezet worden op deze behandeling en overplaatsing naar een behandelafdeling moet nu al een reële optie zijn. Bovendien
heeft haar longstay-status een nadelige invloed op haar verlofmogelijkheden. In mei 2014 was een machtiging voor begeleid verlof aangevraagd, maar deze is nog niet afgegeven. Te verwachten is dat van verlof een positieve impuls uitgaat ten aanzien van
haar behandelbaarheid.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De psycholoog en forensisch psychiater die klaagster in het kader van de herbeoordeling hebben beoordeeld hebben geadviseerd om klaagsters verblijf in de
longstayvoorziening te continueren en het hoge individuele beveiligingsniveau te handhaven. Zij hebben het recidiverisico als onverminderd hoog ingeschat en verwachten dat het recidiverisico bij beëindiging van de longstay nog hoger zal worden.
Bescherming tegen recidive is alleen te bereiken met een hoog niveau van zorg en beveiliging. De LAP heeft gesteld dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is en dat er op dit moment geen mogelijkheid wordt gezien voor een
uitstroomtraject naar een GGZ-instelling. De Pompestichting heeft het advies om klaagsters verblijf op de longstay-afdeling te continueren, gehandhaafd. Hoewel wel sprake is van enige stabilisatie, is klaagsters pathologie volgens de Pompestichting
onverminderd aanwezig en kan zij nog steeds een gevaar vormen voor anderen en zichzelf. Nu alle deskundigen een voortgezet verblijf in de longstayvoorziening, met vaststelling van een hoog beveiligingsniveau, geïndiceerd achten, is de beslissing op
goede gronden genomen. Anders dan is aangevoerd, is hierbij wel rekening gehouden met klaagsters positieve ontwikkeling, maar is er nog geen sprake van dat deze ontwikkeling op dit moment tot plaatsing van klaagster op een behandelafdeling kan leiden.
De stelling dat klaagster geen gevaar vormt voor derden, maar alleen voor zichzelf, kan aan de bestreden beslissing niet afdoen, enerzijds omdat klaagster nog steeds bij hoog oplopende spanning dreigt anderen iets aan te doen en anderzijds omdat het
gevaar dat een patiënt voor zichzelf vormt ook aanleiding kan zijn voor vaststelling van een hoog beveiligingsniveau. De komende periode zal het behandelteam proberen een machtiging voor begeleid verlof aan te vragen. Inmiddels is daarvoor met het
opstellen van een signaleringsplan een eerste stap gezet.
4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Klaagster is op 14 juli 2008 geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht en op 25 november 2014 overgeplaatst naar de longstayvoorziening van de Pompestichting, locatie Zeeland, waar zij tot op heden verblijft.
In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de
longstay-status
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.
Uit de pro justitia rapportage van 6 oktober 2014, opgesteld door forensisch psychiater G., komt het volgende naar voren. Het is niet te verwachten dat klaagsters borderline persoonlijkheidsstoornis wezenlijk zal veranderen. Klaagster zal vermoedelijk
levenslang afhankelijk zijn van een stabiele, voorspelbare en gestructureerde omgeving. In de huidige setting lijkt zij het beste te kunnen functioneren. Na jarenlange instabiliteit is er nu enige stabilisatie opgetreden, maar het evenwicht is broos en
ontregelingen blijven constant op de loer liggen. Binnen de kaders van de longstay wordt het risico op een nieuw geweldsdelict ingeschat als laag tot matig, maar dit risico wordt hoger naarmate klaagster in een minder gestructureerde omgeving
verblijft.
Indien haar tbs thans zou worden beëindigd, wordt het recidiverisico ingeschat als hoog tot zeer hoog. Op grond van het vorenstaande acht de psychiater voortzetting van klaagsters verblijf in de longstay en handhaving van het hoge individuele
beveiligingsniveau aangewezen. Overigens heeft de psychiater nog vermeld dat bekeken zou kunnen worden of traumagerelateerde behandeling mogelijk is en dat indien klaagster hiervan zou kunnen profiteren, toekomstige behandeling in een behandelafdeling
te overwegen is. Voor dit laatste is het volgens de psychiater thans evenwel te vroeg.
Uit de pro justitia rapportage van 14 oktober 2014, opgesteld door psycholoog H., volgt dat op verandering gerichte behandeling vrijwel geen effect heeft gehad en zeer waarschijnlijk ook niet zal hebben. Het risico op gewelddadig gedrag is (zeer) hoog.
De psycholoog acht voortzetting van de longstay en handhaving van het hoge individuele beveiligingsniveau geïndiceerd.
Uit het advies van FPC Veldzicht van 2 juni 2014 blijkt dat klaagsters borderline-stoornis behandelresistent is gebleken en dat haar delictgevaarlijkheid onverminderd is. Hoewel er een licht positieve kanteling te zien is, heeft Veldzicht voortzetting
van de longstay met een hoog beveiligingsniveau geadviseerd.
De LAP heeft in haar advies van 11 februari 2015 vermeld dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is en dat er op dit moment geen mogelijkheid wordt gezien voor een uitstroomtraject naar een GGZ-voorziening. De LAP heeft
dan ook geadviseerd om klaagsters longstay-status voort te zetten met een individueel beveiligingsniveau van matig tot hoog. Wel heeft de LAP de Pompestichting verzocht om uiterlijk een jaar na opname een nieuw advies over het beveiligingsniveau uit te
brengen.
Gelet op de eensluidende adviezen van de inrichting, de forensisch psychiater, de psycholoog en de LAP, waaruit klaagsters onbehandelbaarheid en delictgevaarlijkheid blijkt, heeft de Staatssecretaris bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen,
waaronder klaagsters positieve ontwikkeling, in redelijkheid kunnen beslissen tot continuering van klaagsters verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting en tot vaststelling van een hoog individueel beveiligingsniveau. Bij deze stand van
zaken behoort een overplaatsing naar een behandelinrichting naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot de mogelijkheden. De stelling van klaagsters raadsman dat klaagster wel naar een behandelafdeling overgeplaatst kan worden dan wel dat het
individuele beveiligingsniveau verlaagd kan worden, omdat haar agressie met name tegen zichzelf gericht is en niet tegen anderen, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu uit de reactie van de Pompestichting van 6 juli 2015 blijkt dat het risico op
agressief gedrag jegens derden nog steeds bestaat en het gevaar dat een verpleegde voor zichzelf vormt ook aanleiding kan zijn voor vaststelling van een hoog individueel beveiligingsniveau.
Gezien het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 22 september 2015.
secretaris voorzitter