Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2718/SGA, 20 augustus 2015, schorsing
Uitspraakdatum:20-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/2718/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 20 augustus 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. Y. Karga, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van
7 augustus 2015, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker naar het basisprogramma.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 14 augustus 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 18 augustus 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, gezien het hieronder overwogene, niet het geval.

Ingevolge artikel 1e, aanhef en onder b, van de Regeling, selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) zijn uitgesloten van promotie of het plusprogramma gedetineerden die vervolgd worden voor het in detentie plegen dan
wel medeplegen van misdrijven.
Vast staat dat verzoeker niet is teruggekeerd van een algemeen verlof dat plaatsvond tussen 23 december 2014 en 25 december 2014, dat hij tijdens zijn ongeoorloofde afwezigheid opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd en dat hij vanwege dit nieuwe
strafbare feit op 29 april 2015 in verzekering is gesteld. Voorts neemt de voorzitter als vaststaand aan dat nog niet in eerste aanleg is beslist over de strafzaak waarin het nieuwe strafbare feit aan de orde is. Gelet op het vorenstaande en op het
bepaalde in artikel 1e, aanhef en onder b, van de Regeling komt de voorzitter tot het voorlopige oordeel dat verzoeker op dit moment uitgesloten is van promotie of het plusprogramma. Mitsdien heeft de directeur naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter terecht besloten om verzoeker te degraderen van het plusprogramma naar het basisprogramma. Daarbij kan in het midden blijven of verzoeker wel in het plusprogramma geplaatst had mogen worden. Het standpunt van de raadsvrouw dat verzoekers
situatie niet onder de reikwijdte van het hierboven aangehaalde artikellid valt, omdat hij op het moment van plegen van het nieuwe strafbare feit niet gedetineerd zou zijn, deelt de voorzitter – nog steeds voorlopig oordelend – niet. Naar het voorlopig
oordeel van de voorzitter dient het plegen van een strafbaar feit tijdens een onttrekking uit detentie gelijkgesteld te worden met het in detentie plegen van een strafbaar feit, zoals bedoeld in het hierboven vermelde artikellid. Gezien het
vorenstaande zal het verzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 20 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven