Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2800/GB, 17 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/2800/GB

Betreft: [klager] datum: 17 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 augustus 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 9 juni 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting Almelo.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In maart 2015 is een indicatiestelling voor plaatsing in een kliniek aangevraagd. Klager zou rond 1 juni 2015 in een Forensisch Psychiatrische Kliniek worden geplaatst. Deze
plaatsing is niet doorgegaan, omdat klager als gevolg van het door hem ingediende hoger beroep eerder is vrijgekomen. Inmiddels is opnieuw verzocht om plaatsing op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw. De selectiefunctionaris weigert klager te
plaatsen, ondanks dat hij aan alle voorwaarden voor plaatsing in een kliniek voldoet. Ook de psycholoog en de inrichting vinden dat klager beter tot zijn recht komt in een kliniek. Voorts heeft de rechtbank in haar vonnis van 15 december 2014 overwogen
dat klager behandeld moet worden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verblijft sinds 9 juni 2015 (wederom) in detentie. In maart 2015 is een indicatiestelling aangevraagd, maar niet uitgebracht,
omdat klager niet langer was gedetineerd. Ook in juni 2015 is een indicatiestelling aangevraagd. Deze procedure is stopgezet, omdat het Openbaar Ministerie (OM) negatief adviseerde. De reclassering gaf aan dat ernstige bezwaren bestonden tegen een
premature opname, aangezien er nog geen gedegen onderzoek is gedaan naar de psychische – en verslavingsproblematiek van klager, omdat klager medewerking hieraan tot op heden weigerde. De reclassering gaf voorts aan dat vanuit het ISD-traject een
passend behandeltraject zal worden aangemeten, ten einde de kans op recidive te verkleinen en de kwaliteit van leven van klager te verbeteren. Het OM heeft zich aangesloten bij het advies van de reclassering. Nu zowel door het OM als door de
reclassering wordt gesproken over een ISD-traject acht de selectiefunctionaris plaatsing in een kliniek tijdens de preventieve hechtenis niet logisch.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Pbw kan de selectiefunctionaris, in geval van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van een gedetineerde, bepalen dat de gedetineerde naar een psychiatrisch ziekenhuis
als bedoeld in artikel 1, onder h. van de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) zal worden overgebracht.

4.2. In de toelichting op dit artikel staat onder meer het volgende geschreven: “Artikel 15, vijfde lid, van de wet biedt de mogelijkheid gedurende de detentie een (tijdelijke) plaatsing van een gedetineerde in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis
(APZ), een forensische kliniek (FPK) of een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis (PAAZ) te realiseren. Toepassing van artikel 15, vijfde lid, van de wet is bedoeld voor de gedetineerde bij wie sprake is van een (dreigende) psychiatrische
decompensatie dan wel absolute ongeschiktheid voor een detentiesituatie als gevolg van psychiatrische stoornissen, dan wel een psychiatrische aandoening waarvoor klinische behandeling is aangewezen.

4.3. In artikel 30, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is bepaald dat indien plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is geïndiceerd, de directeur van de inrichting waar klager verblijft, na overleg
met de disctrictspsychiater, een daartoe strekkend advies indient bij de selectiefunctionaris. Nu een indicatiestelling voor plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ontbreekt, heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen beslissen tot
afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven