nummers: 15/2379/GA, 15/2482/GA, 15/2483/GA en 15/2484/GA
betreft: [klager] datum: 10 november 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.C. de Lange, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraken van 10 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het feit dat klager als arbeidsongeschikte op cel werd ingesloten tijdens de voor arbeid bestemde uren; en
b. het klager niet in de gelegenheid stellen om extra te sporten; en
c. het niet (tijdig) verstrekken van een ander matras; en
d. de plaatsing van klager in een meerpersoonscel.
De beklagrechter heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a.: De beslissing om klager op cel te plaatsen in plaats van hem aan de arbeid te laten deelnemen is een beslissing genomen door of namens de directeur. Dit is bij uitstek een bevoegdheid van de directeur. De directeur heeft niet
gesteld
dat de bestreden beslissing niet door of namens hem is genomen.
Ten aanzien van b.: Het is niet duidelijk welke algemene regel de beklagrechter bedoelt. Dat het basisprogramma geen ruimte laat voor extra sportmoment blijkt nergens uit. Afwijking van het programma is mogelijk. Zonder nadere toelichting valt niet in
te zien waarom klager niet in aanmerking komt voor een extra sportmoment. Extra sport wordt door de arts wenselijk geacht.
Ten aanzien van c.: Het niet tijdig leveren van een herniamatras, terwijl hiertoe een medische noodzaak bestond, is een verzuim in de zin van artikel 60, tweede lid, van de Pbw. Klager heeft vaak bij het personeel aangegeven dat hij een speciaal matras
nodig had. Daarbij heeft hij verwezen naar een e-mail van de medische dienst. Klager heeft bij herhaling aangegeven dat zijn pijnklachten toenamen en de noodzaak voor een herniamatras groter werd. Er werd hem verteld dat er geen matrassen voorradig
waren. Klager heeft vier tot vijf weken moeten wachten op een ander matras. Het matras dat klager heeft ontvangen is geen standaardmatras, maar ook geen herniamatras.
Ten aanzien van d. persisteert klager bij zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Het beklag als vermeld onder a. richt zich tegen het feit dat klager werd ingesloten tijdens de voor arbeid bestemde uren, terwijl hij arbeidsongeschikt was. Hij zou hierdoor een aantal uren aan activiteiten hebben gemist. Het insluiten van klager
gedurende de voor arbeid bestemde uren betreft een beslissing genomen door of namens de directeur in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De uitspraak van de beklagrechter zal derhalve worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk
worden
verklaard in zijn beklag. Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat klager in zijn klaagschrift stelt dat hij arbeidsongeschikt is, maar dat uit het klaagschrift niet volgt waarom klager, in verband met de arbeidsongeschiktheid, geen arbeid zou
kunnen verrichten. Uit de inlichtingen van de directeur volgt bovendien dat klager niet structureel arbeidsongeschikt is verklaard door de aan de inrichting verbonden arts en dat hij inmiddels weer aan het werk is. Dat klager ten tijde van het indienen
van zijn beklag structureel arbeidsongeschikt zou zijn geweest is naar het oordeel van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden. De beslissing om klager gedurende de voor de arbeid bestemde uren in te sluiten is derhalve niet onredelijk of
onbillijk. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Voor wat betreft het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie dat de directeur in beklag heeft aangevoerd dat er jegens klager geen beslissing is genomen door of namens de directeur met betrekking tot een extra sportmoment. Uit het klaagschrift
volgt echter dat klager het beklag met het afdelingshoofd heeft besproken en dat het afdelingshoofd klager heeft meegedeeld dat er geen mogelijkheid voor een extra sport moment bestaat zolang hij in het basisprogramma zit. De beroepscommissie acht
voldoende aannemelijk geworden dat dit gesprek heeft plaatsgevonden. De mededeling van het afdelingshoofd moet worden opgevat als een afwijzing van klagers verzoek om een extra sportmoment. Deze afwijzing betreft een door het afdelingshoofd namens de
directeur jegens klager genomen beslissing en klager had derhalve moeten worden ontvangen in zijn beklag. De directeur heeft in zijn verweerschrift in beklag de tekst van de e-mail van de Medische Dienst opgenomen.
Hieruit volgt dat de medische dienst ervan uitgaat dat klager gedurende de recreatie en overige momenten gebruik kan maken van de sportfaciliteiten op de afdeling. Expliciet wordt opgemerkt dat klager daardoor niet uitgesloten hoeft te worden gedurende
de tijdsblokken dat hij zich in zijn verblijfsruimte dient op te houden. De beslissing om klagers verzoek af te wijzen is mede daarom naar het oordeel van de beroepscommissie niet onredelijk of onbillijk. Het beklag zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
Het beklag als vermeld onder c. is gericht tegen het niet (tijdig) verstrekken van een extra matras. Het beklag richt zich aldus tegen het verzuim van de directeur om klager (tijdig) een extra matras te verstrekken. Klager had derhalve, gelet op
artikel
60, tweede lid, van de Pbw moeten worden ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter derhalve vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag. Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat uit
het verweerschrift van de directeur in beklag volgt dat klager inmiddels een extra matras is verstrekt. Gelet op het tijdsverloop tussen het indienen van het klaagschrift en de reactie daarop van de directeur is de beroepscommissie van oordeel dat het
niet onredelijk lang heeft geduurd voordat aan klager een extra matras is verstrekt. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard. Voor zover in beroep is aangevoerd dat het extra matras dat klager heeft ontvangen geen herniamatras betreft,
overweegt de beroepscommissie dat klager hierover niet eerder heeft geklaagd en dit buiten de omvang van het oorspronkelijke beklag valt. De beroepscommissie zal klager derhalve op dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaren in het beroep.
Klagers klacht als vermeld onder d. is gericht tegen de plaatsing op een meerpersoonscel. Dit betreft een beslissing genomen door of namens de directeur in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De uitspraak van de beklagrechter zal derhalve
worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag. Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat uit de inlichtingen van de directeur volgt dat de medische dienst en de psycholoog hebben aangegeven dat er ten aanzien
van klager geen sprake is van een contra-indicatie. Het is naar oordeel van de beroepscommissie bovendien onvoldoende aannemelijk geworden dat klager zich niet naar behoren kan voorbereiden op zijn strafzaak in een meerpersoonscel. De beslissing om
klager te plaatsen op een meerpersoonscel is derhalve niet onredelijk of onbillijk. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep voor wat betreft de uitbreiding van het beklag als vermeld onder c.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraken van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M. van Eijk, secretaris, op 10 november 2015.
secretaris voorzitter