Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2231/GA, 9 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2231/GA

betreft: [klager] datum: 9 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.M. Hendrix, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 oktober 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. B.A.M. Hendrix, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Nieuwegein gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. dat klager op 18, 19 en 20 maart 2015 niet naar de arbeid kon en voor halve dagen loon heeft ontvangen terwijl hij recht heeft op loon voor hele dagen;
b. dat klager geen reiniger (op de arbeid) meer mocht zijn;
c. dat hij op 17 maart 2015 de overeenkomst “Hele dagen werken” onder dwang heeft moeten tekenen en
d. dat hij vanaf 23 maart 2015 voor hele dagen werken het basisloon heeft gekregen terwijl hij het prestatieloon had moeten krijgen.

De beklagrechter heeft het beklag onder a., b. en d. ongegrond verklaard en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder c. op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van a. voert klager aan dat het contract voor hele dagen werken niet is ontbonden. Hij mocht niet naar de arbeid
vanwege een conflict. Hij vindt dat hij recht heeft op uitbetaling van het loon voor hele dagen werken. Ten aanzien van b. voert klager aan dat de werkmeester klagers prestaties ten onrechte niet naar behoren vond. Klager had die dag de kopjes niet
goed
afgewassen, omdat hij naar de psycholoog moest. Na afloop van de afspraak bij de psycholoog heeft hij de kopjes wel goed afgewassen. Ten aanzien van c. voert klager aan dat hij van mening is dat sprake is van een beslissing van de directeur nu het
personeel namens de directeur handelt. Er was sprake van dwang aangezien klager een rapport kreeg als hij niet tekende. Hij heeft afstand moeten doen van zijn rechten en is dan ook van mening dat sprake is van een beklagwaardige beslissing. Ten aanzien
van d. voert klager aan dat hij hele dagen mocht blijven werken. Hieruit volgt dat hij goed functioneerde en hij vindt dan ook dat hij recht had op uitbetaling van het prestatieloon. Klager heeft hier ook voor getekend.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van a. voert de directeur aan dat hele dagen werken geen recht is, maar een gunst. Er is niet altijd voldoende
arbeid beschikbaar voor hele dagen. Met klager is meerdere keren gesproken over het feit dat zijn prestaties niet voldoende waren. Klager heeft dan ook voor de dagen waarop hij niet heeft gewerkt, het loon voor halve dagen werken ontvangen. In het
contract staat immers ook dat klager daadwerkelijk hele dagen moet werken, hetgeen niet is gebeurd. Ten aanzien van b. voert de directeur aan dat klager erg ontevreden was. Er is geprobeerd hem een zinvolle dagbesteding te bieden en het wat positiever
te maken voor klager. Hij is daarom reiniger op de arbeid geworden. Klager heeft een ‘time-out’ gehad waarin hij drie dagen geen arbeid mocht verrichten. Daarna is een goed gesprek met hem gevoerd en mocht hij geen reiniger meer zijn. Het zou kunnen
dat
het contract nooit is ontbonden. Klager mocht immers wel hele dagen blijven werken, maar niet meer als reiniger. Ten aanzien van c. verwijst de directeur naar de in beklag overgelegde overeenkomst “Hele dagen werken”. Het klopt dat afstand moest worden
gedaan van het recht op bijvoorbeeld luchten en recreatie. Dit beleid is inmiddels aangepast. Ten aanzien van d. voert de directeur aan dat in het contract niet staat dat klager recht heeft op het prestatieloon.

3. De beoordeling
a.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat klager van 18 tot en met 20 maart 2015 niet heeft gewerkt in verband met een meningsverschil. De directeur was naar het oordeel van de beroepscommissie op grond
van artikel 5 en 6 van de Regeling arbeidsloon gedetineerden dan ook niet gehouden klager een financiële tegemoetkoming uit te betalen. Dat de directeur klager het loon voor halve dagen werken heeft uitbetaald, acht de beroepscommissie dan ook
alleszins
redelijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

b.
Nu door de werkmeester is geconstateerd dat klager onvoldoende inzet heeft getoond tijdens de arbeid, acht de beroepscommissie de beslissing tot beëindiging van klagers baan als reiniger (op de arbeid) dan ook niet onredelijk of onbillijk. Het beroep
zal ongegrond worden verklaard.

c.
Hoewel niet gebleken is dat klager is gedwongen de overeenkomst te tekenen, is door de directeur wel erkend dat klager bij ondertekening van de overeenkomst afstand heeft moeten doen van zijn “recht-activiteiten”, waaronder luchten. Een dergelijk
contract is onrechtmatig. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat sprake is van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal klager derhalve alsnog ontvankelijk verklaren in zijn
beklag en het beklag alsnog gegrond verklaren. Bij uitspraak RSJ 19 oktober 2015, 15/2401/GA is aan klager een tegemoetkoming van € 90,= toegekend, omdat hij achttien dagen niet in de gelegenheid is gesteld te luchten. Het voorgaande in aanmerking
nemende, ziet de beroepscommissie aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming van € 25,= voor gemiste overige “recht-activiteiten”.

d.
De beroepscommissie stelt vast dat prestatieloon kan worden toekend bij goed presteren van een gedetineerde. Nu aannemelijk is geworden dat klager onvoldoende inzet heeft getoond tijdens de arbeid, acht de beroepscommissie de beslissing om klager geen
prestatieloon toe te kennen dan ook niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. b. en d. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van c. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming
toe van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, U.P. Burke en dr. A. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven