nummer: 15/1340/TA en 15/1342/TA
betreft: [klager] datum: 4 november 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,
en van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 22 april 2015 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker.
Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij de afdeling juridische zaken van voormelde inrichting.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft beschadiging van klagers bureau, televisie en speaker, mogelijk bij gelegenheid van de kamercontrole op 26 januari 2015.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft bepaald dat klager geen tegemoetkoming toekomt.
2. De standpunten
De juridisch medewerker van de inrichting heeft als volgt het beroep van de inrichting toegelicht en op klagers beroep gereageerd. Op 26 januari 2015 heeft een controle van klagers kamer plaatsgevonden door twee medewerkers. Klager mocht daarbij
volgens
de regels van 20 januari 2015 niet aanwezig zijn. Na een kamercontrole wordt altijd een formulier ‘Rapportage kamercontrole’ ingevuld; als er tijdens de controle schade is ontstaan wordt dat op dit formulier vermeld. Op het formulier dat is opgemaakt
naar aanleiding van de controle van klagers kamer zijn geen bijzonderheden vermeld. Na de controle heeft klager melding gemaakt van schade; de zorgmanager heeft vervolgens geconstateerd dat er een inkeping in klagers bureaublad zat en dat een aantal
pixellijnen van klagers televisie het niet deden. Er kon evenwel niet worden vastgesteld of deze schade was ontstaan tijdens de controle dan wel of deze schade al bestond. Om dit te achterhalen is navraag gedaan bij de desbetreffende controleurs. Zij
hebben te kennen gegeven dat geen schade is veroorzaakt tijdens de controle. De inrichting werkt met het ‘vier ogen’-principe en vertrouwt op de integriteit van haar medewerkers. Medewerkers hebben geen reden om door hen veroorzaakte schade te
verzwijgen, aangezien de inrichting de kosten draagt van schade die is veroorzaakt door medewerkers in de rechtmatige uitoefening van hun functie. Niet is vast komen te staan dat de schade is ontstaan tijdens de controle. De beslissing van de
beklagcommissie om de inrichting voor klagers schade verantwoordelijk te houden is met name gebaseerd op het feit dat klager niet aanwezig kon zijn bij de controle. Hiermee is de beklagcommissie een stap te ver gegaan. Verzocht wordt het beroep gegrond
te verklaren.
Klager heeft als volgt zijn beroep toegelicht en op het beroep van de inrichting gereageerd. Na de controle van zijn kamer op 26 januari 2015, waarbij hij niet aanwezig heeft mogen zijn, heeft klager geconstateerd dat er schade was in zijn kamer die er
eerder nog niet was. Waarschijnlijk is tijdens de controle een luidspreker met de punt naar beneden in klagers houten bureaublad gevallen en vervolgens tegen de rand van de televisie aangekomen; er zat namelijk een inkeping in het houten bureaublad
(dat
hij ongeveer een jaar eerder zelf had gemaakt) en acht pixellijnen van zijn televisie – een flatscreen die € 1627,= heeft gekost – waren volledig zwart. De schade aan de luidspreker is verwaarloosbaar. Klager heeft direct melding van de schade gemaakt
bij de zorgmanager. De zorgmanager heeft vervolgens ook gezien dat er inderdaad schade was. De inrichting ontkent evenwel dat de schade is ontstaan tijdens de controle. De inrichting gaat hierbij volledig af op de verklaringen van de desbetreffende
controleurs die ontkennen schade te hebben veroorzaakt. Het door de inrichting gehanteerde ‘vier ogen’-principe is niet waterdicht, omdat de ene medewerker schade kan veroorzaken op een moment dat de andere medewerker iets anders controleert. De schade
is wel degelijk ontstaan tijdens de controle en klager heeft de zorgmanager gevraagd dit na te vragen bij drie bij naam genoemde medepatiënten die de avond voorafgaand aan de controle op klagers kamer televisie hebben gekeken en kunnen bevestigen dat
de
televisie toen nog volledig werkte. De inrichting heeft evenwel geen navraag gedaan bij die medeverpleegden en heeft hierover ook niet meer met klager gecommuniceerd. Klager heeft door toedoen van de inrichting schade geleden en wil dat de inrichting
de
schade laat herstellen; als dat niet mogelijk is wil hij zijn schade vergoed krijgen.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van het hoofd van de inrichting, gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag door de beklagcommissie, overweegt de beroepscommissie het volgende. Vast staat dat op 26 januari 2015 een controle van klagers kamer heeft
plaatsgevonden waarbij klager niet aanwezig heeft mogen zijn; dat klager direct na die kamercontrole bij de zorgmanager melding heeft gemaakt van schade aan zijn bureau en televisie; en dat de zorgmanager heeft vastgesteld dat er inderdaad schade was
aan klagers bureau en televisie.
In geschil is of deze schade is ontstaan tijdens de kamercontrole op 26 januari 2015 – zoals klager stelt – of daarvoor al bestond. De inrichting stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat de schade is ontstaan tijdens de kamercontrole en
heeft zich daarbij gebaseerd op het feit dat geen bijzonderheden zijn vermeld op het formulier ‘Rapportage kamercontrole’ en op de nadere verklaringen van de controleurs. Hoewel de inrichting zich in principe mag verlaten op verklaringen van haar
medewerkers, kon in dit geval klagers pertinente stelling dat de schade wel is ontstaan tijdens de kamercontrole naar het oordeel van de beroepscommissie niet op voorhand als zonder meer onaannemelijk worden aangemerkt. De beroepscommissie baseert dit
oordeel op het feit dat klager direct na de controle de schade bij de inrichting heeft gemeld alsmede op de – niet door de inrichting weersproken – omstandigheid dat klager aan de inrichting heeft verzocht om bij drie medeverpleegden na te vragen hoe
klagers televisie en kamer er de avond voorafgaande aan de kamercontrole uitzagen.
Onder deze omstandigheden had het naar het oordeel van de beroepscommissie op de weg van de inrichting gelegen om meer onderzoek te verrichten dan het enkele inwinnen van informatie bij de controleurs van klagers kamer. De beroepscommissie is van
oordeel dat de inrichting niet alles heeft gedaan wat in dit geval in redelijkheid van haar kon worden verwacht en daarmee onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Het leidt tot het oordeel dat in dit bijzondere geval de schade van klager voor rekening
en risico van de inrichting dient te komen. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.
Ten aanzien van het beroep van klager, gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie klager geen tegemoetkoming toe te kennen, overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager heeft primair verzocht om de inrichting op te dragen zijn schade te
herstellen en subsidiair om een vergoeding van zijn schade.
Uitgangspunt is dat een tegemoetkoming is bedoeld voor door een verpleegde ondervonden ongemak. In geval sprake is van schade en indien die schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de
hoogte van de tegemoetkoming. Vast staat dat klager schade heeft geleden. De beroepscommissie heeft bepaald dat deze voor rekening en risico van de inrichting komt. De hoogte van die schade is evenwel niet eenvoudig te begroten. Gelet hierop en nu
klagers primaire verzoek ertoe strekt dat zijn schade wordt hersteld, zal de beroepscommissie klager geen tegemoetkoming toekennen, maar het hoofd van de inrichting opdragen om samen met klager – en met inachtneming van het hiervoor overwogene – tot
een
naar wederzijdse tevredenheid leidende oplossing voor deze situatie te komen. Het vorenstaande zou kunnen inhouden dat de inrichting eventuele reparatiekosten (tot maximaal de aanschafwaarde van de televisie minus een in redelijkheid te bepalen bedrag
in verband met waardevermindering wegens ouderdom) voor haar rekening neemt. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep van klager gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het hoofd van de inrichting
opdragen
te voldoen aan het bovenstaande.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting, gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag door de beklagcommissie, ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager, gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie klager geen tegemoetkoming toe te kennen, gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en draagt het hoofd van de inrichting
op
om samen met klager tot een naar wederzijdse tevredenheid leidende oplossing te komen.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R. van de Water, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 november 2015.
secretaris voorzitter