Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2016/GB, 5 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/2016/GB

Betreft: [klager] datum: 5 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 juni 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager was 3 februari 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de p.i. Almelo. Op 18 mei 2015 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Alphen aan den Rijn (thans p.i. Groot Alphen), waar een regime van
algehele gemeenschap geldt. Naar aanleiding van de toewijzing van een schorsingsverzoek van 1 juli 2015 is klager op 3 juli 2015 teruggeplaatst naar de z.b.b.i. van de p.i. Almelo, van waaruit hij op 28 juli 2015 is geplaatst in een penitentiair
programma.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is overgeplaatst naar Alphen aan den Rijn omdat hij in Almelo in verband zou zijn gebracht met de handel in drugs. Klager ontkent in drugs te hebben gehandeld. Klager heeft hangende de bezwaarprocedure verzocht om kopieën dan wel schriftelijke
uitwerkingen van telefoongesprekken waaruit zou moeten blijken van zijn betrokkenheid. De inrichting heeft categorisch geweigerd enig gesprek of uitwerking daarvan te verstrekken. Hierdoor blijft het thans bij een niet-onderbouwde aantijging vanuit de
inrichting versus de blote ontkenning van klager. De wijze waarop het bezwaar van klager is behandeld is daarom in strijd met het beginsel van ‘equality of arms’ en het recht op hoor en wederhoor. Er zijn nooit drugs bij klager aangetroffen, hij is
nooit gesanctioneerd voor de handel in drugs en er zijn geen andere vermoedens voor betrokkenheid bij die handel. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard en aan klager zou een financiële tegemoetkoming moeten worden toegekend voor de door hem
ondervonden schade en hinder.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gedurende klagers verblijf in de z.b.b.i. in Almelo zijn er vermoedens ontstaan dat klager zich bezig zou houden met de handel in drugs. Die drugs zouden uiteindelijk geleverd gaan worden aan gedetineerden in het h.v.b.-gedeelte van de p.i. Almelo. Na
onderzoek vanuit de afdeling beveiliging is uit telefoontaps gebleken dat klager inderdaad betrokken was bij de hiervoor genoemde handel in drugs en dus bij het voortgezet crimineel handelen tijdens detentie. Gebleken is dat nummers gebeld zijn met
telefoonkaarten vanuit de p.i. en dat de stemmen van de betrokken personen zijn herkend door het personeel. Tijdens die gesprekken werd gebruik gemaakt van aliassen en er is gesproken over de levering van drugs, het overmaken van geld, de kwaliteit van
de drugs en de wijze van invoer. Naar aanleiding daarvan heeft de directeur verzocht klager over te plaatsen naar een gesloten inrichting. De selectiefunctionaris gaat er bij zijn beslissing vanuit dat door de p.i. Almelo voldaan is aan de eisen van
hoor en wederhoor en dat hij kan vertrouwen op de door de directeur gegeven informatie. Het beroep zou daarom ongegrond moeten worden verklaard. De selectiefunctionaris ziet geen aanleiding voor een tegemoetkoming.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Groot Alphen is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De beroepscommissie stelt voorop dat klager, die inmiddels deelneemt aan een penitentiair programma, alleen nog belang heeft bij een enkele gegrondverklaring van het beroep en de toekenning van een financiële tegemoetkoming. Klager verbleef in
een z.b.b.i. Naar aanleiding van de verdenking van het handelen in verdovende middelen is klager door de directeur van die z.b.b.i. voorgedragen voor overplaatsing naar een normaal beveiligde inrichting. Die verdenking zou met name zijn gebaseerd op de
inhoud van afgeluisterde telefoongesprekken en uit de omstandigheid dat klagers nummers gebeld zouden zijn met telefoonkaarten uit de p.i. Buiten de mededeling hierover in het selectieadvies, is hiervan door de directeur geen nadere onderbouwing of
bewijs overgelegd noch is daarom door de selectiefunctionaris verzocht. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing is genomen op gronden die deze – bij gebreke aan een nadere feitelijke onderbouwing – niet kunnen dragen. Het beroep
wordt daarom gegrond verklaard.

4.4. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op €75,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe en stelt de hoogte daarvan vast op € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven