nummer: 15/3114/GV
betreft: [klager] datum: 5 november 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 september 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De directeur, de politie en de reclassering hebben, al dan niet onder voorwaarden, geen bezwaar tegen het verlof. Ongewenste confrontatie met het slachtoffer en verstoring van de openbare orde kunnen worden
voorkomen door aan het verlof voorwaarden te verbinden. De selectiefunctionaris heeft klager eerder dit jaar, ondanks een negatief advies van het Openbaar Ministerie (OM) en het hoge recidiverisico, geselecteerd voor een beperkt beveiligde inrichting
(b.b.i.) en een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Aan de selectie voor de b.b.i. had de selectiefunctionaris ook voorwaarden verbonden. De selectiefunctionaris legt het verbinden van voorwaarden aan algemeen verlof nu verkeerd uit. De
genoten regimaire verloven zijn goed verlopen. De terugplaatsing naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein had niets van doen met een niet goed verlopen verlof, maar met een opeenstapeling van andere zaken, waaronder het hebben van een mobiele
telefoon.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager overtrad de regels in de inrichting regelmatig en hield zich niet aan de afspraken in de b.b.i. Dit heeft geresulteerd in terugplaatsing naar de p.i. Nieuwegein. Klager
wordt op 8 oktober 2015 geplaatst in Exodus onder de voorwaarde dat hij de behandeling volgt en vrijheden worden gecontroleerd door middel van elektronisch toezicht. Het OM heeft voor wat betreft plaatsing in een penitentiair programma positief
geadviseerd.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers tweede verlofaanvraag. Aan het verlof zal elektronisch toezicht, een locatieverbod, een verbod tot contact met het slachtoffer en een dagelijkse meldplicht bij de
politie moeten worden verbonden.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers eerste verlofaanvraag en positief geadviseerd ten aanzien van plaatsing van klager in een penitentiair programma.
Het verlofadres is geverifieerd en in orde bevonden.
3. De beoordeling
Klager is door het Gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, wegens diefstal met geweld en afpersing. Aansluitend dient hij negen dagen vervangende hechtenis op grond van de Wet Terwee, eventueel een subsidiaire
hechtenis
van drie dagen en zeven dagen vervangende hechtenis op grond van de Lex Mulder te ondergaan. Klager verblijft sinds 8 oktober 2015 in een penitentiair programma.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kon in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Het recidiverisico, dat met behulp van een RISc is vastgesteld, wordt ingeschat als hoog/gemiddeld. Uit het advies van de directeur volgt dat klager, terwijl hij verbleef in een b.b.i., op 27 april 2015 te laat is teruggekeerd van een regimair verlof,
op 1 mei 2015 een straf opgelegd heeft gekregen in verband met het gebruik van ethanol en op 12 mei 2015 een straf opgelegd heeft gekregen in verband met het hebben van een mobiele telefoon. Op 13 mei 2015 is klager vanuit de b.b.i. teruggeplaatst naar
de p.i. Nieuwegein. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden op dat moment een voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur, een afwijzing van klagers
verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 5 november 2015
secretaris voorzitter