Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1453/GA en 15/2077/GA, 30 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1453/GA en 15/2077/GA

betreft: [...] datum: 30 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wever, namens

[...], verder te noemen klager,

en van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen de uitspraken van 11 mei 2015 en 29 juni 2015 van de beklagcommissie respectievelijk beklagrechter bij de p.i. Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, zijn raadsvrouw mr. M. Wever en mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie respectievelijk beklagrechter
Het beklag betreft:
15/1453/GA
a. een ordemaatregel van bezoek achter glas voor de duur van zes weken wegens het invoeren van contrabande;
b. de ontzegging van de toegang tot de inrichting van een bezoeker voor de duur van drie maanden;
c. de afwijzing van klagers verzoek tot deelname aan de vader-kinddag op 28 maart 2015;
d. de afwijzing van klagers verzoeken om bezoek zonder toezicht (BZT) op 19 maart 2015 en 3 april 2015;
e. de beëindiging van klagers lascursus;
f. de weigering om verzoekbriefjes door te geven aan de medische dienst en de inrichtingspsycholoog;
g. de weigering om aan klager een kopie te verstrekken van zijn verzoekbriefjes;
15/2077/GA
h. het niet in behandeling nemen van klagers ZBBI-aanvraag van 15 april 2015.

De beklagcommissie respectievelijk beklagrechter heeft het beklag als vermeld onder a. tot en met d. ongegrond verklaard, klager in zijn beklag als vermeld onder f. en g. niet-ontvankelijk verklaard en het beklag als vermeld onder h. gegrond verklaard
en een tegemoetkoming van € 10,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie respectievelijk beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Naast een disciplinaire straf van negen dagen opsluiting in een strafcel - waartegen het beklag niet is gericht
-
heeft klager wegens het invoeren van een mini sd-kaart met daarop foto’s andere nadelige gevolgen moeten ondervinden.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a.
Op grond van artikel 23 van de Pbw is aan klager een ordemaatregel van bezoek achter glas voor de duur van zes weken opgelegd. Op grond van artikel 23, tweede lid, van de Pbw mag een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten in eerste instantie
ten
hoogste voor twee weken worden opgelegd en vervolgens telkens voor twee weken worden verlengd. De ordemaatregel is direct voor de duur van zes weken opgelegd en voorts blijkt niet van een verlengingsbeslissing. De duur van de ordemaatregel is daarmee
met vier weken overschreden.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b.
Onduidelijk is of de ontzegging van bezoek is opgelegd als ordemaatregel of als disciplinaire straf. Ontzegging van bezoek als disciplinaire straf is mogelijk op grond van artikel 51, eerste lid, sub b van de Pbw en wel voor een periode van ten hoogste
vier weken. De weigering van de directeur om een bepaalde persoon als bezoeker toe te laten mag blijkens artikel 38, derde lid, van de Pbw maximaal twaalf maanden duren, maar alleen als sprake is van de gevallen als genoemd in artikel 6 van de Regeling
toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen. Daarvan is geen sprake.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c. en d.
Ontzegging van het bezoek op grond van artikel 51 van de Pbw mag alleen worden opgelegd als het feit iets te maken had met het bezoek van een bepaalde persoon. Het is niet zo dat alle bezoek in het algemeen kan worden verboden. De vader-kinddag viel
buiten de periode van de disciplinaire straf en buiten de rechtmatige periode van bezoek achter glas (namelijk ten hoogste twee weken). Afwijzing van het verzoek is disproportioneel en onrechtmatig. Het BZT van 3 april 2015 viel buiten de rechtmatige
periode van de ordemaatregel.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder e.
Klager was ten onrechte teruggeplaatst naar het basisprogramma. Dat is teruggedraaid, maar het bracht wel veel gevolgen met zich mee. Het beëindigen van de lascursus is disproportioneel. Klager had de cursus bijna afgerond. De beëindiging staat de
re-integratie van klager in de weg.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder f. en g.
Klager heeft op 15 maart 2015, tijdens zijn verblijf in de strafcel, meerdere verzoekbriefjes aan de medische dienst en aan de psycholoog geschreven. Op 16 maart 2015 heeft klager deze briefjes aan de dienstdoende bewaarder gegeven. Op 19 of 20 maart
2015 ontdekte klager dat zijn verzoekbriefjes nog steeds niet waren doorgegeven. Dat de verzoekbriefjes niet zijn doorgegeven, en daarmee de rechtstreekse toegang tot de medische dienst is ontzegd, is toe te rekenen aan de directeur. Klager wenst
kopietjes van zijn verzoekbriefjes om te controleren welke er afgehandeld zijn.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder h.
Door klagers onterechte terugplaatsing naar het basisprogramma werd zijn verzoek tot fasering niet in behandeling genomen. Hierdoor heeft klagers fasering vertraging opgelopen. Hij heeft gesprekken misgelopen doordat hij in het basisprogramma zat.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie respectievelijk beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a., c. en d.
De maatregel van bezoek achter glas is opgelegd in het kader van het veiligheidsrisico. Gezien deze maatregel is het ook niet onredelijk dat de BZT-momenten en de vader-kinddag geen doorgang konden vinden.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder e.
Het volgen van de lascursus is slechts voor gedetineerden die goed gedrag vertonen. Het zou een slecht signaal zijn om klager de cursus te laten volgen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder f.
De klacht dat klagers verzoekbriefjes niet worden doorgestuurd, betreft geen beslissing door of namens de directeur als bedoeld in artikel 60 van de Pbw.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder g.
Er bestaat geen wettelijke verplichting om gedetineerden een kopie van de verzoekbriefjes te verstrekken. Klager klaagt over algemeen beleid dat niet in strijd is met hogere wet- en regelgeving.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder h.
Klager verbleef van 23 maart 2015 tot 11 mei 2015 in het basisprogramma. Het klopt dat de aanvraag van 16 april 2015 in behandeling had moeten worden genomen, hoewel deze wegens zijn verblijf in het basisprogramma zou zijn afgewezen. Klager heeft
hiervan echter geen nadeel ondervonden. Hij verblijft al sinds 2004 in detentie en weet dat hij pas vanaf 13 augustus 2015 voor detentiefasering in aanmerking kan komen en dat de nodige adviezen pas drie maanden voor deze datum kunnen worden
aangevraagd. Bovendien kunnen gedetineerden altijd verzoeken om in gesprek te gaan over fasering en re-integratie, ongeacht het verblijf in het basisprogramma. Het klopt dus niet dat klager deze gesprekken heeft misgelopen wegens het niet in
behandeling
nemen van zijn aanvraag. Aan klager is onterecht een tegemoetkoming toegekend.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Door de directeur is aan klager bezoek achter glas voor de duur van zes weken opgelegd als ordemaatregel. De beroepscommissie stelt voorop dat de Pbw een
ordemaatregel van bezoek achter glas niet kent. Het bezoek is geregeld in artikel 38 van de Pbw. Uit onderdeel 15, onder b., van de Memorie van toelichting op de Pbw volgt dat de regels omtrent het bezoek in de huisregels kunnen worden uitgebreid. Deze
regels kunnen ook bepalingen omvatten omtrent de plaats waar bezoek plaatsvindt en de daarbij behorende voorschriften, zoals bezoek achter glas.
Uit de schriftelijke mededeling maakt de beroepscommissie op dat het bezoek achter glas is opgelegd als ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, op grond van artikel 23 van de Pbw. Nog daargelaten dat het opleggen van de maatregel voor de duur
van zes weken op grond van het tweede lid van artikel 23 niet mogelijk is, is de beroepscommissie van oordeel dat het bezoek achter glas ook niet kan worden aangemerkt als uitsluiting van activiteiten, nu het bezoek - zij het achter glas - gewoon
doorgang vindt.
Nu het bezoek achter glas niet in het kader van een ordemaatregel op basis van artikel 23 van de Pbw kon worden opgelegd, maar, als daarvoor voldoende redenen konden worden aangevoerd, zijn grondslag had moeten vinden in artikel 38 van de Pbw en in de
huisregels van de p.i. Vught, zal het beroep om die reden gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Voor de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming is van
belang dat de beroepscommissie oplegging van de maatregel aan klager in een juist gemotiveerde beschikking, gezien zijn gedrag, niet onredelijk of onbillijk zou hebben geacht.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Door de directeur is de toegang tot de inrichting ontzegd van een bezoeker voor de duur van drie maanden. De beroepscommissie constateert dat zich in de onderliggende stukken geen afzonderlijke beschikking bevindt van de beslissing tot ontzegging van
het bezoek. In de beschikking betreffende de oplegging van de disciplinaire straf van negen dagen opsluiting in een strafcel valt te lezen: “uw bezoek zal de toegang tot de inrichting worden ontzegd.” In de beschikking betreffende de oplegging van de
ordemaatregel valt te lezen: “Tevens heb ik in het gesprek aangegeven dat uw bezoeker, te weten [...], voor de duur van 3 maanden de toegang tot de inrichting zal worden ontzegd.”
De beroepscommissie stelt voorop dat de Pbw een ordemaatregel (geregeld in artikel 23 en 24 van de Pbw) van ontzegging van bezoek van een bepaalde bezoeker niet kent. Wel is ontzegging van bezoek mogelijk als disciplinaire straf, op grond van artikel
51, eerste lid, sub b, van de Pbw.
Voorts kan de directeur op grond van artikel 38, derde lid, van de Pbw de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of van bepaalde personen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde
lid, van de Pbw. Nu geen afzonderlijke beschikking is opgemaakt en ook uit de andere beschikkingen niet is gebleken op welke gronden de beslissing is gebaseerd, is niet na te gaan op welke wettelijke grondslag de directeur haar wilde doen steunen. De
beslissing is derhalve onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal om deze reden het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Voor de hoogte van de toe te kennen
tegemoetkoming is van belang dat de beroepscommissie oplegging van de maatregel aan klager in een juist gemotiveerde beschikking, gezien zijn gedrag, niet onredelijk of onbillijk zou hebben geacht.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c. en d. overweegt de beroepscommissie als volgt. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De
beroepscommissie merkt daarbij op dat deze beslissingen op zichzelf gerechtvaardigd zijn en niet direct samenhangen met de maatregel van bezoek achter glas. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder e. overweegt de beroepscommissie als volgt. De beklagcommissie heeft geen oordeel gegeven over het beëindigen van klagers lascurus. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie dit beklagonderdeel in
eerste en enige aanleg afdoen. Uit de onderliggende stukken en het verhandelde ter zitting maakt de beroepscommissie op dat klager wegens de poging tot invoer van contrabande is gedegradeerd naar het basisprogramma en dat als gevolg daarvan zijn
lascursus is beëindigd. Deze degradatiebeslissing is op een later moment ongedaan gemaakt. Daarmee is de grondslag aan de beslissing tot beëindiging van de lascursus weggevallen. Het beklag zal gegrond worden verklaard en aan klager zal een
tegemoetkoming worden toegekend.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder f. en g. overweegt de beroepscommissie als volgt. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat het aanbeveling verdient dat een kopie van een verzoekbriefje wordt gemaakt en aan de gedetineerde ter hand wordt gesteld teneinde discussies als in deze zaak te voorkomen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder h. overweegt de beroepscommissie als volgt. De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming met dien verstande dat zij van oordeel is dat de tegemoetkoming dient voor het door klager
ondervonden ongemak als gevolg van het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag. De beroepscommissie zal derhalve het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel a. en b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €
10,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel c., d., f. en g. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beklag ten aanzien van beklagonderdeel e. gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ten aanzien van beklagonderdeel h. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 30 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven