Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2070/GA, 29 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2070/GA

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 mei 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Scheveningen, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. S.G.E. Koumans om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de omstandigheid dat post voor klager pas vijf dagen nadat deze in de brievenbus van de p.i. was gedeponeerd aan klager is uitgereikt (SC 2014/433);
b. het niet ontvangen van een tegemoetkoming naar aanleiding van een gegrondverklaard beklag (SC 2014/461);
c. het niet leveren van door klager bestelde boodschappen uit de inrichtingswinkel als gevolg van een fout bij de financiële administratie (SC 2015/462);
d. het maximumbedrag waarvoor klager boodschappen mag bestellen in de winkel (SC 2015/473);
e. de omstandigheid dat op een bestelformulier van klager de woorden ‘bitch ass’ zijn (bij)geschreven (SC 2015/482);
f. het niet doorsturen naar de selectiefunctionaris van klagers verzoek om strafonderbreking (SC 2014/516);

De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a, c en f ongegrond verklaard, heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag als vermeld onder d en e en heeft het beklag als vermeld onder b gegrond verklaard op de gronden als in de
aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag als vermeld onder b.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a: de directeur stelt in zijn verweerschrift dat poststukken die niet via de gebruikelijke weg worden aangeleverd, met enige vertraging kunnen worden uitgereikt. De brief is echter gedeponeerd in de daarvoor
bestemde brievenbus bij de bezoekersingang van de p.i. De brief is pas vijf dagen later uitgereikt. Dit is onredelijk lang, zeker nu geen onderzoek op contrabande heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b: klager heeft de directeur meerdere malen aangespoord om een tegemoetkoming naar aanleiding van een gegrondverklaard beklag te verstrekken. Klager heeft inmiddels het Justitieel Centrum voor Somatische
Zorg
(JCvSZ) verlaten en heeft nog niet de tegemoetkoming ontvangen.
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder f: klager heeft nooit te kennen gegeven het strafonderbrekingsverzoek in verband met de gezondheidstoestand van zijn dochter en partner in te trekken. Een medewerker van het bureau selectie en
detentiebegeleiding (b.s.d.) kan niet zelfstandig besluiten een verzoek tot strafonderbreking niet door te sturen naar de selectiefunctionaris. De inschatting of mening van een medewerker van het b.s.d. over de haalbaarheid van een verzoek tot
strafonderbreking staat niet in de weg aan het feit dat een dergelijk verzoek kan worden gedaan.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft te kennen gegeven het beroep inzake het beklag als vermeld onder f mondeling te willen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht
zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a, d, e en f overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot andere beslissingen kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre
ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b, welk beroep is gericht tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming, overweegt de beroepscommissie het volgende. Vaststaat dat de beklagcommissie bij onherroepelijke uitspraak van 27
maart 2014 klagers klachten met kenmerk SC 2014/44 en SC 2014/54 gegrond heeft verklaard en klager hiervoor een tegemoetkoming heeft toegekend in de vorm van een extra maaltijd. Ondanks de toezegging van de directeur heeft klager, die inmiddels de
inrichting heeft verlaten, die extra maaltijd nooit gekregen. Daarmee heeft de directeur geen uitvoering gegeven aan de uitspraak van de beklagcommissie en daarvan heeft klager nadeel ondervonden. De beroepscommissie kan zich om die reden niet
verenigen
met de beslissing van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, zal worden vernietigd. De beroepscommissie
zal
klager een tegemoetkoming toekennen van € 10,=, waarbij rekening is gehouden met het feit dat klager nooit een extra maaltijd heeft gekregen en lange tijd in onzekerheid heeft verbleven hierover.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder c overweegt de beroepscommissie het volgende. In artikel 46, tweede lid, van de Pbw is bepaald dat de gedetineerde de beschikking heeft over een rekening-courant bij de inrichting. Op grond
van die bepaling bestaat voor de directeur de verplichting zorg te dragen voor het behoorlijk laten verlopen van het betalingsverkeer met en van de gedetineerden. De omstandigheid dat het betalingsverkeer feitelijk wordt uitgevoerd door het Shared
Service Center (SSC), ontslaat de directeur niet van die zorgplicht. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt dat de storting van € 100,= op 28 oktober 2014 een spoedoverboeking was en dat dit bedrag op 3 november 2014 nog niet op zijn rekening
was bijgeboekt. Daarmee is de storting naar het oordeel van de beroepscommissie niet tijdig verwerkt, hetgeen voor de verantwoordelijkheid van de directeur komt. Het gevolg van het voorgaande is dat op 3 november 2014 niet alle door klager bestelde
goederen uit de inrichtingswinkel zijn geleverd. De beroepscommissie zal gezien het voorgaande het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal klager een
tegemoetkoming, voor het door hem ondervonden ongemak, van € 5,= toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep als vermeld onder a, d, e en f ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep als vermeld onder b gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep als vermeld onder c gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag alsnog gegrond en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. E.P. Versluis, secretaris, op 29 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven