Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1655/GA, 22 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1655/GA

betreft: [klager] datum: 22 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 mei 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2015, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Dordrecht.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Klagers raadsman mr. M. de Reus heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Als toehoorder was aanwezig [...], stagiair bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft - voor zover in beroep aan de orde - een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel wegens het aantreffen van contrabande op klagers meerpersoonscel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Of een gedetineerde verantwoordelijk is voor een aangetroffen voorwerp op een meerpersoonscel terwijl niet kan worden vastgesteld aan wie het voorwerp
toebehoort, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval (RSJ 12 juni 2014, nr. 14/0820/GA). Niet kan worden vastgesteld dat klager op de hoogte was van de aanwezigheid van de contrabande. Uit de stukken kan niet worden opgemaakt waar de
contrabande is aangetroffen, terwijl dat een omstandigheid is waaraan betekenis toekomt indien een gedetineerde verantwoordelijk wordt geacht voor een in een meerpersoonscel aangetroffen voorwerp. Klager kan niet verantwoordelijk worden gehouden.
Voorts
blijkt niet uit de stukken op welke wijze de aangetroffen contrabande is getest. Van een in de inrichting uitgevoerde drugstest dient een verslag te worden opgemaakt (o.m. RSJ 19 maart 2014, nr. 13/3566/GA en RSJ 28 november 2013, nr. 13/2170/GA). Nu
niet kan worden vastgesteld welke substantie is aangetroffen, is klager ten onrechte bestraft voor het aanwezig zijn van harddrugs.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij een celinspectie op 19 november 2014 is in klagers meerpersoonscel contrabande aangetroffen, bestaande uit 1 gram amfetamine, 1 gram cocaïne en
9 gram heroïne. De drugs zijn aangetroffen in een potje creatine op het bureau en in een klepje in de koelkast. Zowel klager als zijn celgenoot ontkennen dat de drugs van hen zijn.

3. De beoordeling
Aan klager is een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Uit het schriftelijk verslag volgt dat tijdens een celinspectie 1 gram amfetamine, 1 gram cocaïne en 9 gram heroïne is aangetroffen, hetgeen is gebleken uit
drugstesten in het bad.
In het dossier bevindt zich geen schriftelijk verslag van de in de inrichting uitgevoerde drugstesten. Nu een dergelijk verslag ontbreekt kan niet worden vastgesteld dat hetgeen in klagers cel is aangetroffen daadwerkelijk amfetamine, cocaïne en
heroïne
bevat. De enkele mededeling in het schriftelijk verslag is daartoe onvoldoende. Als gevolg hiervan kan de beroepscommissie niet beoordelen of de directeur in redelijkheid heeft kunnen besluiten de bestreden disciplinaire straf aan klager op te leggen.
De beroepscommissie zal daarom het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de
beroepscommissie aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij bepaalt de hoogte van die tegemoetkoming op € 100,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 22 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven