nummer: 15/1604/GA
betreft: [klager] datum: 20 oktober 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave,
gericht tegen een uitspraak van 21 mei 2015 van de beklagcommissie bij de voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2015, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Grave.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Als toehoorder was aanwezig [...], stagiair bij de p.i. Vught.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft - voor zover in beroep aan de orde - de wijze van klagers transport van en naar het ziekenhuis.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 7,50 toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is wel sprake geweest van een zorgvuldige, individuele belangenafweging bij het vervoer van klager van en naar het ziekenhuis. Er was geen
sprake
van een medische reden of contra-indicatie waardoor andere vrijheidsbeperkende middelen dan handboeien moesten worden gebruikt. Alle medische transportaanvragen worden individueel gescreend door de afdeling Risicoadvies van de Dienst Vervoer &
Ondersteuning (DV&O). Op basis van de transportaanvraag in combinatie met beschikbare informatie over klager, vindt er bij voornoemde afdeling een afweging plaats of sprake is van een verhoogd transportrisico en op welke wijze het transport ingepland
moet worden. Naast deze inschatting maken de transportgeleiders op de dag van transport ter plaatse een inschatting van de al dan niet noodzakelijke inzet van vrijheidsbeperkende middelen. Klager is op basis van vervoer naar een publieke ruimte in
combinatie met zijn (relatief) jonge leeftijd en fysieke gesteldheid met koppelboeien als vrijheidsbeperkend middel vervoerd. Er is gekozen voor koppelboeien omdat daarbij de handen voor het lichaam worden geboeid, waardoor de schouders worden ontlast.
Achterboeien zijn niet gebruikt. Het gebruik van een broekstok had risico’s met zich mee gebracht. Als een broekstok wordt toegepast en de gedetineerde struikelt, kan hij zich moeilijk opvangen.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Evenals de beklagcommissie oordeelt de beroepscommissie dat aan het gebruik van handboeien ten behoeve van het vervoer een individuele afweging ten grondslag dient te liggen, waarbij de directeur per gedetineerde en per transport bepaalt welke
beperkende maatregelen noodzakelijk zijn. Gelet op het verhandelde ter zitting overweegt de beroepscommissie dat de directeur in dit geval een zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt. Zo is door de directeur onweersproken aangevoerd dat rekening is
gehouden met klagers kwetsuur door koppelboeien te gebruiken en dat hij niet achter zijn rug is geboeid. Voorts is navraag gedaan bij de medische dienst of sprake was van een medische contra-indicatie tegen het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen
en zijn alternatieve maatregelen overwogen. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 20 oktober 2015.
secretaris voorzitter