Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1446/GA, 15 november 2002, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1446/GA

betreft: [klager] datum: 15 november 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 19 juli 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.Verkijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 10 juli 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 september 2002, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, en de heer [...], unit-directeur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlenging d.d. 21 maart 2002 met veertien dagen van de geldigheidsduur van de maatregel, inhoudende plaatsing in een regime, waarin klager alleen op individuele basis aan activiteiten mag deelnemen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep verwezen naar het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt en daaraan is -zakelijk weergegeven- het volgende toegevoegd.
Naar aanleiding van een incident in mei 2001 is klager uitgesloten van de groep. Aanvankelijk heeft hij erin berust, maar na een half jaar vond hij het niet juist meer. Begin januari 2002 heeft klager de directeur verzocht demaatregel op te heffen. De directeur heeft geen aanleiding gezien hieraan gehoor te geven en heeft de maatregel telkenmale met handhaving van de gronden verlengd.
Het enkele feit dat klager door medegedetineerden agressief bejegend zou worden, is onvoldoende om de maatregel zo lang te verlengen, te meer daar hij op enig moment weer in de groep is opgenomen.
Daarbij heeft klager de facto een jaar in een individueel regime verbleven. De directeur is niet bevoegd een dergelijke maatregel op te leggen. Ingevolge artikel 22 Pbw worden afdelingen met een individueel regime door de Ministeraangewezen en is het de selectiefunctionaris die een gedetineerde voor een dergelijk regime dient te selecteren.

De unit-directeur heeft in beroep gepersisteerd bij zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
Voorts heeft hij aangevoerd dat klager wellicht de maatregel heeft ervaren als zou hij in een individueel regime geplaatst zijn geweest, doch dat van een dergelijke plaatsing in het geheel geen sprake is. In casu is overgegaan tothet opleggen van een tot afzondering strekkende ordemaatregel mede op basis van omstandigheden in de groep gelegen.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 23 Pbw kan de directeur een gedetineerde de ordemaatregel opleggen van uitsluiting van een of meer activiteiten op grond van -onder meer- het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichtingdan wel een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming of indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 24 Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden als genoemd in artikel 23, eerste lid, Pbw. Het tweede lid van artikel 24 Pbw bepaalt -voor zover hier van belang- dat degedetineerde gedurende dat verblijf niet deelneemt aan activiteiten.
De door de directeur opgelegde (verlenging van de) maatregel van plaatsing in een regime waarin klager op individuele basis kan deelnemen aan alle geboden activiteiten valt niet onder de ordemaatregel van uitsluiting vanactiviteiten of afzondering.
Veeleer dient de beslissing te worden aangemerkt als een plaatsing in een individueel regime, waar immers deelname aan alle activiteiten, zij het op individuele basis, is toegestaan. In de Memorie van Toelichting, Tweede Kamervergaderjaar 1994-1995, 24263, nr. 3 pagina 42, bij de Pbw, wordt uitdrukkelijk vermeld dat de bevoegdheid om te bepalen in welke inrichtingen een individueel regime zal gelden aan de Minister is voorbehouden. De aanwijzing totindividueel regime wordt landelijk bepaald en de uitvoering door de directeur wordt toegesneden op de (on)mogelijkheden van de individuele gedetineerde.
De beslissing tot plaatsing in een individueel regime is op grond van artikel 15, derde lid, Pbw voorbehouden aan de selectiefunctionaris.
De beslissing van de directeur mist derhalve een wettelijke grondslag. Het beroep zal gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie kent klager de na te noemen tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 15 november 2002

secretaris voorzitter

Naar boven